12 01 23 HV1Q Formuleren H3

HV 1Q
Welkom

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

HV 1Q
Welkom

Slide 1 - Diapositive

Programma vandaag

  • Lezen in je eigen leesboek
  • Herhaling verwijswoorden en huiswerk bespreken
  • Signaalwoorden

    timer
    15:00

    Slide 2 - Diapositive

     Leerdoelen P3
     Wat heb je nodig voor correct spreken en schrijven? 
    1. Verwijs- en signaalwoorden correct gebruiken
    2. Werkwoorden correct spellen
    3. Leestekens correct gebruiken
    4. Korte presentatie voorbereiden en houden
    5. Enthousiast presenteren

    Slide 3 - Diapositive

    Verwijswoorden, huiswerk
    Formuleren Hst 2 en 4

    Vragen?

    Slide 4 - Diapositive

    Vul in

    1. Assepoester ging naar .... bal .... de prins gaf.
    2. Het kind liep te huilen.     ..... schreeuwde hard. 
    3. Dit tijdschrift is opgeheven omdat .... veel abonnees verloor. 
    4. Dit kunstwerk hier vind ik wel interessant, maar .... daar niet echt. 

    Slide 5 - Diapositive

    Vul in

    1. Assepoester ging naar HET bal DAT de prins gaf.
    2. Het kind liep te huilen.  HET schreeuwde hard. 
    3. Dit tijdschrift is opgeheven omdat HET veel abonnees verloor. 
    4. Dit kunstwerk hier vind ik wel interessant, maar DAT daar niet echt. 

    Slide 6 - Diapositive

    Dus: 

    de-woord: 

    deze tafel (hier)
    die tafel (daar)

    Dus:

    het-woord:

    dit gebouw (hier)
    dat gebouw (daar)

    onthoud:  heT  / diT / daT
    verkleinwoorden: het


    Slide 7 - Diapositive

    Tekstverbanden
    Formuleren Hst 3
    (pag. 92 van je boek)

    Slide 8 - Diapositive

    Hoe verbind je de twee zinnen?
    Ik kleed me heel mooi aan. Ik ga naar een feest.





    Waarom verbind je deze twee zinnen?


    Slide 9 - Diapositive

    Hoe verbind je de twee zinnen?
    • Ik kleed me heel mooi aan, WANT ik ga naar een feest.
    • Ik kleed me heel mooi aan, OMDAT ik naar een feest ga.
    => redengevend
    • VOORDAT ik naar een feest ga, kleed ik me mooi aan.
    => chronologisch
    • Ik ga naar een feest, DUS ik kleed me mooi aan.
    => concluderend (conclusie)




    Slide 10 - Diapositive

    Tekstverband en signaalwoord dat daarbij hoort:
     
    1. chronologisch (tijd): Eerst, toen, daarna,...
    2. opsommend: en, ook, daarnaast,...
    3. tegenstellend: maar, daarentegen, echter,...
    4. toelichtend: zo, denk aan, bijvoorbeeld,...

    Slide 11 - Diapositive

    Tekstverband en signaalwoord dat daarbij hoort:

    1. oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, als gevolg van
    2. Doordat het regent, wordt de straat nat.
    3. reden: omdat, want, namelijk,...
    4. conclusie/samenvatting: kortom, al met al, dus,..
    5. voorwaarde: als...dan, indien, tenzij, wanneer,..
    Als jij op tijd opstaat, kom je niet te laat voor de les

    Slide 12 - Diapositive

    Zoek het verband en het signaalwoord
    1.  Ik ga naar de bakker. Daarna fiets ik naar de slager. 
    2. Het waait hard. Daardoor zijn de bomen kaal.
    3. Harry Potter heeft de wedstrijd gewonnen omdat hij hard getraind heeft. 

    Slide 13 - Diapositive

    Welke vragen heb je nog?

    .....

    Maak opdr. 1 Formuleren Hst 3

    over 5 minuten bespreken
    Klaar? Ga verder met opdracht 2

    Slide 14 - Diapositive

    Schrijf op wat je geleerd hebt deze les

    Slide 15 - Diapositive