Met welke letter wordt koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H
1 / 39
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Met welke letter wordt koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H
Slide 1 - Quiz
Brengen reducenten koolstof terug in de koolstofkringloop?
A
nee
B
ja, als koolstofdioxide
C
ja, als koolhydraten
D
ja, als glucose
Slide 2 - Quiz
Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
als koolstofdioxide
B
alleen als glucose
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten
Slide 3 - Quiz
Met welke letter wordt stikstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H
Slide 4 - Quiz
Brengen reducenten stikstof terug in de stikstofkringloop?
A
nee
B
ja, als nitraat
C
ja, als ammoniakgas
D
ja, als eiwit
Slide 5 - Quiz
Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
alleen als nitraat
B
alleen als ammoniak
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten
Slide 6 - Quiz
Thema 6 Ecologie
Basisstof 4 Biologisch evenwicht
Slide 7 - Diapositive
leerdoelen vandaag
Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.
Slide 8 - Diapositive
Begrippen:
milieu
ecologie
Slide 9 - Diapositive
Begrippen:
biotische factoren
Slide 10 - Diapositive
Begrippen:
abiotische factoren
Slide 11 - Diapositive
Begrippen:
milieu
ecologie
biotisch
abiotisch
individu
Slide 12 - Diapositive
Begrippen:
milieu
ecologie
biotisch
abiotisch
individu
populatie
Slide 13 - Diapositive
Begrippen:
individu
populatie
levensgemeenschap (Biotische factoren)
Slide 14 - Diapositive
Begrippen:
levensgemeenschap (biotische factoren)
ecosysteem (biotische en abiotische factoren)
populatiegrootte (aantal van een soort)
Slide 15 - Diapositive
Begrippen:
levensgemeenschap
ecosysteem
populatiegrootte
biologisch evenwicht
Slide 16 - Diapositive
Biologisch evenwicht
Slide 17 - Diapositive
Optimumkromme
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Aan de slag
Maak opdr. 1 tm 6
klaar? 7, 8
Slide 22 - Diapositive
Biologisch evenwicht
Slide 23 - Diapositive
Begrippen:
biologisch evenwicht
optimumkromme
tolerantiegebied
Slide 24 - Diapositive
Aan de slag!
Maak de opdrachten 1 t/m +8
Slide 25 - Diapositive
Tolerantiegebied
Minimum temperatuur
Maximum temperatuur
Optimum temperatuur
Slide 26 - Question de remorquage
Welke van de volgende stoffen is biotisch?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
glucose
Slide 27 - Quiz
Welke van de volgende stoffen is abiotisch?
A
zetmeel
B
water
C
eiwit
D
glucose
Slide 28 - Quiz
Behoren de egels op Texel tot dezelfde populatie als de egels op Vlieland?
A
nee
B
ja
Slide 29 - Quiz
Waarvan is egelpopulatie op Texel afhankelijk?
A
van het aantal regenwormen
B
van het aantal wolven
C
van het aantal zeehonden
D
van de hoeveel jacht door de mens
Slide 30 - Quiz
Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel
Slide 31 - Question de remorquage
Een koe in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 32 - Quiz
Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 33 - Quiz
Zet de organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot.
1
3
4
5
6
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Biosfeer
Ecosysteem
Slide 34 - Question de remorquage
Vraag 1: Wat is de maximumtemperatuur? Vraag 2: Wat is de optimumtemperatuur?
A
1. 35 graden
2. 10 graden
B
1. 35 graden
2. 50 graden
C
1. 50 graden
2. 10 graden
D
1. 50 graden
2.35 graden
Slide 35 - Quiz
Sleep de termen naar de juiste plaats in de tolerantiecurve en benoem de assen
minimum
optimum
maximum
abiotische factor
aantal individuen
Slide 36 - Question de remorquage
Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste verspreidingsgesprek?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D
Slide 37 - Quiz
Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn
Slide 38 - Quiz
In een grasland komen muizen en velduilen voor. Enkele zomers is het al erg droog. Er is steeds minder gras. Komen er meer of minder kerkuilen voor of blijft het aantal gelijk?