6.4 Biologisch evenwicht

Welkom
Ben jij klaar voor de les over ... min? (zie timer)
- Jas op de gang, oortjes uit, tas op de grond.
- Tablet blijft in de tas bij binnenkomst
- Boek, schrift, etui, ipad op de hoek van de tafel
- Kauwgom/snoep in de prullenbak..
Mooi, dan kunnen we beginnen!

timer
2:00
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Ben jij klaar voor de les over ... min? (zie timer)
- Jas op de gang, oortjes uit, tas op de grond.
- Tablet blijft in de tas bij binnenkomst
- Boek, schrift, etui, ipad op de hoek van de tafel
- Kauwgom/snoep in de prullenbak..
Mooi, dan kunnen we beginnen!

timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

6.4 Biologisch evenwicht

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • herhalen vorige basishoofdstukken; 10 min
  • leerdoelen en nieuw lesstof 6.4 Biologisch evenwicht; 10 min
  • zelf aan de slag; 20 min
  • terugblik; 5 min

Slide 3 - Diapositive

Eerst even herhalen
Wat weet je nog? Even wat vragen...

Slide 4 - Diapositive

In de koolstofkringloop wordt door veel organismen stoffen verbrand, waarbij CO2 vrijkomt. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding? Meerdere antwoorden mogelijk.


A
alleen planten
B
alleen dieren
C
Alleen schimmels en planten
D
alle organismen

Slide 5 - Quiz

Welke organismen zorgen in de koolstofkringloop voor de vorming van glucose?

A
De producten
B
De consumenten
C
De reducenten

Slide 6 - Quiz

Met welke letter wordt
koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 7 - Quiz

Brengen reducenten koolstof terug in de koolstofkringloop?
A
nee
B
ja, als koolstofdioxide
C
ja, als koolhydraten
D
ja, als glucose

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
alleen als eiwitten
B
alleen als glucose
C
als energierijke stof

Slide 9 - Quiz

Een leerling maakt een schema om een aantal processen in de koolstofkringloop weer te geven (zie de afbeelding). In de koolstofkringloop spelen reducenten een belangrijke rol.

Welke letter geeft de omzetting aan die door reducenten wordt uitgevoerd?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 10 - Quiz

Met welke letter wordt
stikstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 11 - Quiz

Brengen reducenten stikstof terug in de stikstofkringloop?
A
nee
B
ja, als nitraat

Slide 12 - Quiz

Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
als eiwitten
B
als koolhydraat
C
als vetten

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen 6.4 Biologisch evenwicht 
  • Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
  • Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven. 
  • Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 14 - Diapositive

Invloeden uit de leefomgeving
biotische factoren: invloeden uit de levende natuur.


abiotische factoren: invloeden uit de levenloze natuur

Slide 15 - Diapositive

(a)biotische factoren
biotische factoren
biotische en abiotische factoren
Deze factoren hebben invloed op groeikansen en overlevingskansen van organismen. 

Slide 16 - Diapositive

Biotische factoren
Belangrijke biotische factoren zijn vaak:
  • soortgenoten
  • concurrenten
  • predatoren
  • voedsel
  • ziekteverwekkers.

Slide 17 - Diapositive

Abiotische factoren
Abiotisch factoren horen bij de levenloze natuur.

Belangrijke abiotische factoren zijn:
  • Licht, temperatuur, wind, neerslag
  • Bodem 
  • Mineralen en andere stoffen

Slide 18 - Diapositive

De niveaus van de ecologie 
Niveaus:
  • Individu
  • Populatie
  • (Levensgemeenschap)
  • Ecosysteem  

Slide 19 - Diapositive

Van individu tot ecosysteem

Individu = een enkel organisme

Slide 20 - Diapositive

populatie
Populatie = groep organismen van één soort, in een bepaald gebied.




Slide 21 - Diapositive

Levensgemeenschap
= Alle populaties in een bepaald gebied.
- Ook planten, schimmels, bacteriën behoren hiertoe.

Slide 22 - Diapositive

Ecosysteem
= Levensgemeenschap + alle
abiotische factoren erbij

Slide 23 - Diapositive

Dus de niveaus van de ecologie zijn: 
1. individu: Eén enkel organisme.
2. populatie: Groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.
3. leefgemeenschap: Alle populaties in een bepaald leefgebied.
3. ecosysteem: Gebied met alle abiotische factoren en populaties die er leven.

Slide 24 - Diapositive

Populatiegrootte
  • De populatiegrootte is: het aantal organismen in een populatie. 

  • De populatiegrootte hangt af van: de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.

  • Biologisch evenwicht als de populatiegrootte door de jaren heen schommelt rond een bepaalde waarde

Slide 25 - Diapositive

Optimumkromme
De invloed van abiotische factoren kan worden weergegeven in een grafiek (volgende slide) die we een optimumkromme noemen.

Hieruit kan je onderscheiden:
  • Minimum. Bijvoorbeeld: welke temperatuur moet het minimaal zijn om te overleven?
  • Optimum. Bijvoorbeeld: welke temperatuur is het meest gunstig voor overleven?
  • Maximum. Bijvoorbeeld: welke temperatuur mag het maximaal zijn?
  • Tolerantiegebied: Bijvoorbeeld: de temperatuur die ze kunnen verdragen (= tussen minimum en maximum in)

Slide 26 - Diapositive

Hier zie je een optimumkromme
minimum
maximum

Slide 27 - Diapositive

Aan de slag!
Thema 6, t/m basisstof 4 maken
Alles behalve de plus-opdrachten

Strijders
Plus-opdrachten / Samenhang

Klaar?
- Alles nagekeken?
- Door met de volgende lesson-up


Slide 28 - Diapositive

Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied is

Slide 29 - Quiz

Wat weet je nu al over deze les?
Enkele vragen...

Slide 30 - Diapositive

Wat is een leefgemeenschap?
A
Een individu die in een bepaald gebied leeft
B
Een groep organismen van dezelfde soort
C
Een groep van verschillende soorten die in hetzelfde gebied leven

Slide 31 - Quiz

Wat is een ecosysteem?
A
Alle planten en dieren in een gebied
B
Alle abiotische factoren in een gebied
C
Alle planten, dieren, abiotische en biotische factoren in een gebied
D
Alle biotische factoren in een gebied

Slide 32 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een populatie?
A
Alle olifanten op aarde
B
Alle vissen in een sloot
C
Alle koolmezen in het streekbos
D
De mussen op het balkon van mr. Schoen

Slide 33 - Quiz

Behoren de egels op Texel tot dezelfde populatie als de egels op Vlieland?
A
nee
B
ja

Slide 34 - Quiz

Waarvan is egelpopulatie op Texel afhankelijk?
A
van het aantal regenwormen
B
van het aantal wolven
C
van het aantal zeehonden
D
van de hoeveel jacht door de mens

Slide 35 - Quiz

Welke van de volgende stoffen is biotisch?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
glucose

Slide 36 - Quiz

Welke van de volgende stoffen is abiotisch?
A
zetmeel
B
water
C
eiwit
D
glucose

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Vidéo