CP4: H8.2 '17e-eeuwse schilderkunst'

Nederlandse gewoontes en feesten

 

                                                                                      Kun jij er een aantal                                                                   noemen?
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlandse gewoontes en feesten

 

                                                                                      Kun jij er een aantal                                                                   noemen?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

carnaval
Koningsdag
Pasen
bevrijdingsdag
oud & nieuw

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

'Nederlandse' gewoontes
  • Een liedje zingen voor een jarige.
  • Pakjesavond (Sinterklaas).
  • Nieuwjaarsduik.
  • Kerstboom in huis zetten en versieren.
  • Kerst 'vieren'.
  • Een kerstkaart sturen.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Presentatie over een Nederlands volksfeest


1. Lees de tekst en zoek het antwoord op de vragen van 7.1.
2. Geef een presentatie aan je groep.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk

H8, ST1:
- opdr. 3, p. 217
- opdr. 7, p. 219-220(presentatie geven)
- opdr. Slot, p.238 (p. 278 het oude boek) (je krijgt een werkblad van de docent)


- online: Oefenen, Grammatica en spelling: Het participium van het samengestelde verbum

H8, ST2:
- opdr. 1 t/m 3, p. 221-223
- lezen: Grammatica en spelling: De relatieve bijzin met ‘wat’, p. 223


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbindingen
Maak samen in de BOR zinnen met:

- confronteren met iets/iemand
- in tegenstelling tot iets/iemand
- wijzen op iets/iemand
- zich beperken tot iets

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Idioom
Kan je een voorbeeld geven?

- een belangrijke plaats innemen
- op het eerste gezicht
- schijn bedriegt

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Leestekst bespreken (p. 221-222)

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kijken: video 'Museumgasten'
  • We kijken naar de video.
  • Bespreek de vragen bij 5.2 samen in de BOR.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beschrijf twee schilderijen
  • opdr. 8, p. 225
  • werk in tweetallen in de BOR

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Relatieve bijzin
Lesdoel: Ik kan de relatieve bijzin gebruiken in een alledaagse tekst

A: Combineer het substantief met het relatief pronomen
B: Kies het juiste relatief pronomen
C: Schrijf over een dag uit jouw leven


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis
Opdracht: Lees de zin en beantwoord de vragen.

De studenten die in Utrecht willen studeren, moeten zich op tijd inschrijven.

  1. Wat is het relatief pronomen (betrekkelijk voornaamwoord)?
  2. Naar welk substantief (zelfstandig naamwoord) verwijst het relatief pronomen?
  3. Wat is de volledige relatieve bijzin?



Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis
1.Wat is het relatief pronomen (betrekkelijk voornaamwoord)
De studenten die in Utrecht willen studeren, moeten zich op tijd inschrijven.

2. Naar welk substantief (zelfstandig naamwoord) verwijst het relatief pronomen?
De studenten die in Utrecht willen studeren, moeten zich op tijd inschrijven.
We noemen dit 'het antecedent'

3. Wat is de volledige relatieve bijzin?
De studenten die in Utrecht willen studeren, moeten zich op tijd inschrijven.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

A: Combineer het substantief met het relatief pronomen
Opdracht: Combineer het substantief met het relatief pronomen. Welke horen bij elkaar? Soms zijn er meerdere antwoorden goed, maar je kunt maar één antwoord kiezen.
a: de collega
b: het hotel
c: het gereedschap
d: de sieraden
e: iets
1: dat
2: die
3: waarin
4: wat
5: met wie

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

dat
die
waarin
wat
met wie
de collega
het hotel
het gereedschap
de sieraden
iets

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

A: Combineer het substantief met het relatief pronomen
1: dat: het hotel, het gereedschap
2: die: de collega, de sieraden
3: waarin: het hotel
4: wat: iets
5: met wie: de collega

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie
Bij deze woorden gebruik je het relatief pronomen:






Dit is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond. 
de-woorden
het-woorden
personen
dingen
iets / alles / superlatief / een hele zin

die
dat
voorzetsel + wie
waar + voorzetsel
wat

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

B: Kies het juiste relatief pronomen
Opdracht: Lees de zin en kies het juiste relatief pronomen.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. De telefoniste ... ik aan de telefoon had, was zeer behulpzaam.
A
die
B
dat
C
met wie
D
waarmee

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. De bus ... ik altijd naar mijn werk reis, heeft 20 minuten vertraging.
A
die
B
dat
C
met wie
D
waarmee

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. De collega ... ik altijd naar mijn werk reis, heeft 20 minuten vertraging.
A
die
B
wat
C
met wie
D
waarmee

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Alles ... jij zei, is gelogen!
A
die
B
dat
C
wat
D
waarover

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. De oude boeken ... ik vond, heb ik gisteren naar de kringloop gebracht.
A
die
B
dat
C
wat
D
waarin

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. ... ik altijd lastig vind, is spreken voor een groep mensen.
A
die
B
dat
C
wat
D
waardoor

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

7. De grond ... ons huis is gebouwd, blijkt vervuild te zijn.
A
waarin
B
waarop
C
waaraan
D
waarover

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

8. Het gebouw ... is ingestort, werd onvoldoende onderhouden.
A
die
B
dat
C
wat
D
waardoor

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

C: Schrijf over een dag uit jouw leven
Opdracht: Schrijf over een dag uit jouw leven, als in een dagboek. Wat heb je meegemaakt en met wie? Gebruik hierin in ieder geval vijf keer, maar liever vaker, de relatieve bijzin.

Voorbeeld:
De vogeltjes die me wakker maakten, zorgden voor een goede start van mijn dag. Het kopje thee dat heerlijk smaakte, deed me goed. Daarna was het tijd voor school.


De trein waarmee ik elke dag naar school reis, zat helaas al ontzettend vol. De conducteur die langskwam, was gelukkig heel vriendelijk. We mochten nog mee. 
timer
0:00

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schilderkunst; Mooi of lelijk?

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordelingswoorden
schilderij

Slide 31 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Bespreek met je groepje wat jullie van dit schilderij vinden. Gebruik zoveel mogelijk verschillende beoordelingswoorden.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Taboe!
Bekijk de woorden van H8- subthema 2 in de woordenlijst op blz 240.
Zijn alle woorden duidelijk? Welke woorden zijn moeilijk?

Opdracht:

Omschrijf een woord. Je medecursist raadt. 

Voorbeeld:
  • Het tegenovergestelde van 'vertrek'
  • Je voelt je vrolijk en hebt zin in de dag! 
de aankomst
opgewekt

Slide 33 - Diapositive

Groep 2: set CP4
Gebruik de timer
Huiswerk 16-7
H8, ST2:
- opdr. 4, p. 223
- opdr. 7, vraag 3, p. 225 (schrijven: tekst samenvatten) Inleveren bij docent
- opdr. 9, p. 225(schrijven) Inleveren bij docent
H8, ST4:
- opdr. 1 en 2, p. 232-233
- lezen Reflectie (ST2): Soorten teksten herkennen, p. 228-229
- lezen Werken met woorden: Spelen met woorden, p. 23


Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions