1.1 Verbranding

Thema 1 Verbranding en ademhaling
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Thema 1 Verbranding en ademhaling

Slide 1 - Diapositive

 1.1 Verbranding

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
1. weet je dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.

2.  kun je het verband omschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning. 

Slide 3 - Diapositive

Verbranding
Waar denk je aan?

Slide 4 - Carte mentale

verbranding

Slide 5 - Diapositive

Wat verdwijnt er hier? 

Slide 6 - Diapositive

Proefje met kaars...
Onderzoeksvraag:
Wat gebeurt er met de verbranding als een glas over het waxinelichtje gezet wordt?


Slide 7 - Diapositive

Maak nu zelf een hypothese/verwachting.
ik denk dat....omdat...

Slide 8 - Question ouverte

Energie is dus afkomstig van?
A
Verbranding van een brandstof
B
Verbranding van zuurstof
C
Verbranding van koolstofdioxide
D
Verbranding van water

Slide 9 - Quiz

Welk GAS is nodig bij de VERBRANDING?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof

Slide 10 - Quiz

Bij verbranding komt altijd energie vrij!

  • warmte
  • beweging
  • licht

Slide 11 - Diapositive

Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Glucose
C
Koolstofdioxide

Slide 12 - Quiz

De formule van verbanding

brandstof + zuurstof  -->  water + koolstofdioxide + energie
(dit moet je kennen: boek blz 8!)

Slide 13 - Diapositive

Verbranding is?
A
De afbraak van CO2 in cellen
B
De productie van glucose is cellen
C
De toename van water in de cel
D
De afbraak van glucose in cellen

Slide 14 - Quiz

Wordt hier energie verbruikt?

Slide 15 - Diapositive

Hoe actiever je bent, hoe meer verbranding er plaatsvindt in je lichaam.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Dus bij meer inspanning:
  • spieren hebben meer energie nodig dus meer verbranding! --> er is dus meer brandstof & zuurstof nodig.
  • Daardoor gaat je ademhaling sneller en je hartslag omhoog.
  • Daardoor krijg je het warmer en ga je zweten.
  • De warmte wordt via de huid afgevoerd.
  • Koolstofdioxide wordt via bloed en ademhaling afgevoerd.

Slide 17 - Diapositive

Hier werd zojuist veel energie verbruikt!

Slide 18 - Diapositive

Wordt hier veel energie verbruikt? Leg uit.

Slide 19 - Diapositive

Wordt hier veel energie verbruikt? Leg uit.

Slide 20 - Diapositive

In alle levende cellen van een organisme vindt verbranding plaats!
altijd...
dag en nacht...
24/7

als er geen verbranding meer plaatsvindt, dan gaat de cel dood.

Om te onthouden!

Slide 21 - Diapositive

Wie verbruikt het meest?
A
Iemand die Netflixt op de bank bij 25 graden.
B
Iemand die Netflixt op de bank bij 5 graden.

Slide 22 - Quiz

wat heb je geleerd?
Overleg met met je buur

1. leg uit  welke 2 stoffen nodig zijn voor verbranding in de cellen van je lichaam.

2.  Leg uit wat er gebeurt in de cellen van je lichaam als je lichamelijk inspant.

Slide 23 - Diapositive

Aan de slag...
maken 1 t/m 7 (4 niet!)
(= huiswerk!)

Slide 24 - Diapositive