Oefentoets H5 - H8

RECHTSSTAAT H5- H8
OEFENTOETS
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

RECHTSSTAAT H5- H8
OEFENTOETS

Slide 1 - Diapositive

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Sociale grondrechten waren eerder in de grondwet verankerd dan klassieke grondrechten
2) De burger kan zijn sociale rechten afdwingen bij de rechter
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 2 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Als een burger een rechtspersoon, zoals bijvoorbeeld een stichting, voor de rechter daagt dan gebeurt dit binnen het Publiek Recht
2)Naast de rechtsgebieden Publiek Recht en Privaat recht bestaat er nog het Strafrecht
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Publiekrecht
Privaatrecht
Strafrecht
Vermogensrecht
Personen- en familierecht
Bestuursrecht
Staatsrecht
Ondernemingsrecht

Slide 6 - Question de remorquage

Een belangrijk recht in de rechtsstaat is dat burgers beschermd worden tegen willekeur en machtsmisbruik van de staat.
Welk recht biedt deze rechtsbescherming?
A
Bestuursrecht
B
Strafrecht
C
Staatsrecht
D
Familierecht

Slide 7 - Quiz

Een wezenlijk deel van de rechtsstaat is dat de overheid zich ook aan de regels moet houden.
Uit welk principe van de rechtsstaat is dit deel afgeleid?
A
Rechtvaardigheids-principe
B
Democratisch Principe
C
Legaliteitsbeginsel
D
Het principe dat je altijd in hoger beroep kan

Slide 8 - Quiz

Noem 3 regels uit het wetboek van strafrecht waaruit blijkt dat er, obv het legaliteitsbeginsel, grenzen zijn aan de bevoegdheden van de overheid

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

wat is het verschil tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming?

Slide 11 - Question ouverte

RECHTSHANDHAVING

  • betekent dat overheid moet zorgen dat de wet gehandhaafd moet worden
  • Daarom heeft de overheid meer macht dan de burger en mogen ze geweld gebruiken (binnen de regels)
RECHTSBESCHERMING

  • Beschermt tegen willekeur en machtsmisbruik van overheid door gedrag van de overheid te toetsen aan (grond)wetten
  • Geldt ook voor burgers die met elkaar in conflict zijn
  • Dit is de controlerende functie van de rechterlijke macht

Slide 12 - Diapositive

Wat hebben grondrechten te maken met rechtsbescherming?

Slide 13 - Question ouverte

Rechtshandhaving versus Rechtsbescherming
HANDHAVING: Aan de éne kant heeft de overheid macht om geweldsmonopolie te kunnen uitoefenen, anders krijg je anarchie.
BESCHERMING: Aan de andere kant mag de overheid ook niet  teveel macht krijgen, anders risico op willekeur en overheersing

MOET IN EVENWICHT ZIJN

Slide 14 - Diapositive

Noem de 4 belangrijkste regels voortkomend uit grondrechten in het strafrecht

Slide 15 - Question ouverte

Grondrecht en het Strafrecht
  • Iedereen heeft recht op een eerlijk proces
  • Onschuldvermoeden
  • Regels voor behandeling van verdachten
  • Recht op een advocaat

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat is de 4e mogelijkheid van het OM om een strafzaak af te handelen?
A
Dubbel seponeren
B
In hoger beroep gaan
C
Strafbeschikking
D
Die is er niet

Slide 18 - Quiz

Transactie (schikking)

= verdachte gaat akkoord met taakstraf of boete.

-> Schuld hoeft niet te zijn vastgesteld
Strafbeschikking; 

=>OM legt zelf straf op bij lichte delicten. 

-> Voorwaarde is dat schuld is vastgesteld
-> hier gaat het OM op de stoel van de rechter zitten

Slide 19 - Diapositive

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Als de burger het niet eens is met een uitspraak van de rechter kan hij in Cassatie gaan bij de Hoge Raad

2) Bij het Hoger Beroep wordt de gehele rechtszaak over gedaan
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Noem 3 functies van straffen

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties is geen verdrag en daarom niet bindend
2) De rechten die in het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden staan, zijn wel afdwingbaar.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 24 - Quiz

Hoe heet op niveau van EU het meest omvattende 'catalogus van grondrechten'?
A
Het Handvest van de Grondrechten van de EU
B
Het grondrechtenverdrag van de EU
C
Het manifest van de grondrechten van de EU
D
Deze bestaat niet op EU niveau

Slide 25 - Quiz

Noem 2 voorbeelden van ongelijke behandeling die zowel in de VS als in NL voorkomen

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive