Spelling - werkwoorden - les 4.8 - bijv.gebr.vdw

deze les:

  • herhalen pv t.t. + pv v.t. + v.dw (10 min.)
  • uitleg: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (10 min.)
  • zelfstandig werken (20 min.)
  • afronden les ( 5 min.)
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

deze les:

  • herhalen pv t.t. + pv v.t. + v.dw (10 min.)
  • uitleg: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (10 min.)
  • zelfstandig werken (20 min.)
  • afronden les ( 5 min.)

Slide 1 - Diapositive

Spelling 4.8

Slide 2 - Diapositive

Vorige lessen:
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • persoonsvorm verleden tijd :                       sterke en zwakke werkwoorden
  • voltooid deelwoord
  • splitsbare werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Even herhalen

Slide 5 - Diapositive

Kies de juiste vorm:
Hij (vinden) het heel erg leuk op school.
A
vind
B
vinden
C
vindt
D
vint

Slide 6 - Quiz

Het schoolfeest ........... (luiden t.t.) het begin van het schooljaar in.


Slide 7 - Question ouverte

Het schoolfeest ........... (luiden t.t.) het begin van het schooljaar in.
1. het schoolfeest = het 
2. ik-vorm +t
3. ik luid +t     
4. luid         

Slide 8 - Diapositive

Het grote huis .................... (branden v.t.) tot de grond toe af.


Slide 9 - Question ouverte

Het grote huis .................... (branden v.t.) tot de grond toe af.

1. het grote huis = het 
2. ik-vorm +de/te
3. stam = bran  
4. in 't ex-kofschip?
5. nee - dus +de
6. brand +de
7. brandde          

Slide 10 - Diapositive

Het schoolfeest heeft het begin van het schooljaar
...................... (inluiden vdw).


Slide 11 - Question ouverte

Het schoolfeest heeft het begin van het schooljaar
...................... (inluiden vdw).
1. ingeluid / ingeluit
2. stam = inluid
3. d in 't ex=kofschip?
4. nee - dus d

5. ingeluid   

Slide 12 - Diapositive

De leerkracht .......... (doen v.t.) raar.

Slide 13 - Question ouverte

Werkwoorden uit het Engels
Bij de meeste Engelse werkwoorden, is de spelling hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 14 - Diapositive

Werkwoorden uit het Engels
Je past de Nederlandse spelregels toe.

Slide 15 - Diapositive

Hij ...... (downloaden t.t.) nieuwe muziek op mijn telefoon.

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Hij ...... (racen v.t.) met 70 km/u door de bebouwde kom.

Slide 19 - Question ouverte

Doel van deze les
  • het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord in de zin?

Ze waren de weg kwijtgeraakt.

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

de .............................. (kwijtraken) kinderen

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord in de zin?

De stratenmaker heeft met klinkers de straat verbreed.

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

de .............................. (verbreden) straat

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord in de zin?

Die appel is helemaal verrot!

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

de ............................ (verrotten) appel

Slide 27 - Question ouverte

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Slide 28 - Question ouverte

het .............. (lenen) geld

Slide 29 - Question ouverte

Maken: hoofdstuk 4- les 4.8 spelling - opd. 1 t/m 10
timer
15:00

Slide 30 - Diapositive

Afsluiting

  • Huiswerk: les 4.8 opd. 1 t/m 7 afmaken
  • Volgende les: les 5.8 - herhalen alle werkwoordsvormen

Slide 31 - Diapositive

Vul in:
snoepen - ik
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 32 - Question ouverte

Vul in:
koken - hij
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 33 - Question ouverte

Vul in:
stapelen - zij
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 34 - Question ouverte

Vul in:
rennen - de jongen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 35 - Question ouverte