Herhaling woordsoorten en zinsdelen

Deze les is als een oefening om te kijken hoe ver je bent 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Deze les is als een oefening om te kijken hoe ver je bent 

Slide 1 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
tijdproef
B
getalproef
C
vraagproef
D
coronaproef

Slide 2 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Het zegt iets over het bijvoeglijk naamwoord
B
Het is altijd een werkwoord
C
Een mens, dier of ding
D
Er staat altijd een lidwoord voor

Slide 3 - Quiz

"wat" is een aanwijzend voornaamwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Er staat altijd een lijdend voorwerp in de zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
A
Hier is sprake van een wwg
B
Hier is sprake van een nwg

Slide 7 - Quiz

Een zww en een kww kunnen nooit bij elkaar in een zin voorkomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Die fiets is van mij.
mij = ...
A
bez. vnw
B
aanw. vnw
C
pers. vnw
D
zn

Slide 9 - Quiz

Alles wat voor de persoonsvorm staat is altijd een zinsdeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een...
A
persoon
B
voorzetsel
C
lidwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quiz

Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap.
van vorig jaar = ...
A
bwb
B
vv
C
niks
D
nwd van ng

Slide 12 - Quiz

Mijn fiets is gestolen.
mijn = ...
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
aanw. vnw
D
vr. vnw

Slide 13 - Quiz

Wat is het verschil tussen het ng en wg?

Slide 14 - Question ouverte

Als er een ng is, is er geen lv.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Geef een voorbeeld van een lidwoord, een bn en een zn.

Slide 16 - Question ouverte

Je krijgt een vast bedrag per maand.
vast = ...
A
zn
B
bw
C
bn
D
lw

Slide 17 - Quiz

Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap.
A
ow=mijn wollen winterjas
B
ow=is
C
ow=eigenlijk is
D
ow=mijn wollen winterjas van vorig jaar

Slide 18 - Quiz

Omschrijf hoe de tijdproef werkt om de pv te vinden.

Slide 19 - Question ouverte

Noem twee manier waarop je het onderwerp kan vinden.

Slide 20 - Question ouverte

Een vv heeft een letterlijke betekenis.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Moet je van je kleedgeld alles zelf kopen?
kopen = ..
A
hww
B
kww
C
zww

Slide 22 - Quiz

Moet je van je kleedgeld alles zelf kopen?
moet = ...
A
hww
B
kww
C
zww

Slide 23 - Quiz

Wat is een onbepaald lidwoord?
A
de
B
de, het
C
de, een
D
een

Slide 24 - Quiz

In een naamwoordelijk gezegde zit altijd een kww.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz