HS 5 Formuleren - Lesweek 16

HS 5 Formuleren
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

HS 5 Formuleren

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Je weet variatie in woordgebruik toe te passen.
- Je weet wat synoniemen zijn.
- Je weet wat verwijswoorden zijn.

Slide 2 - Diapositive

Variatie in woordgebruik
Een tekst wordt snel saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt.  Het is beter om wat variatie aan te brengen.

Zo voorkom je dat je woorden herhaalt:
1. Gebruik synoniemen; woorden met dezelfde betekenis. 
VB: prachtig en mooi

2. Gebruik verwijswoorden; woorden die verwijzen naar een persoon, zaak of gebeurtenis die eerder is beschreven.
VB: David heeft voor zijn verjaardag een fiets gekregen. Omdat ik die mooi vind, wil ik er ook één hebben.

Slide 3 - Diapositive

Meerkeuze vragen

Slide 4 - Diapositive

Synoniemen
Een ander woord voor remedie:
A
voorstelling
B
verhaal
C
oplossing
D
rijmvorm

Slide 5 - Quiz

optie en keus zijn:
A
omschrijvingen
B
synoniemen
C
tegenstellingen

Slide 6 - Quiz

afkeer en voorkeur zijn......
A
homoniemen
B
synoniemen
C
antoniemen

Slide 7 - Quiz

Wat zijn onderstaande woorden van elkaar?
"antoniem - tegenstelling"
A
woorddelen
B
omschrijvingen
C
definities
D
synoniemen

Slide 8 - Quiz

Wat is het juiste synoniem van het woord ‘scheutig’?
A
gierig
B
royaal
C
voorzichtig
D
nonchalant

Slide 9 - Quiz

Welke twee woorden zijn synoniemen van elkaar?
A
kieskeurig - voorzichtig
B
schrijver - auteur
C
struik - boom
D
intensief - moeilijk

Slide 10 - Quiz

Open vragen
- Druk op de afbeelding om de afbeelding groter in je scherm te krijgen. 
- Noteer de synoniem van het dikgedrukte woord. Deze staat in de zin. 

Slide 11 - Diapositive

Kies het juiste verwijswoord.
1. De ober vroeg wat ik wilde drinken. Het/Hij/Hem wachtte geduldig, omdat ik niet kon kiezen.

Slide 12 - Question ouverte

2. Zou jij onze kater kunnen missen? Ik zou niet zonder dit/ hem/ hij kunnen.

Slide 13 - Question ouverte

3. Waar is mijn gevulde koek gebleven? Heb jij het/haar/hem soms opgegeten?

Slide 14 - Question ouverte

4. Het kabinet moet niet te vaak twijfelen. Dat maakt hem/het/haar ongeloofwaardig.

Slide 15 - Question ouverte

verleden tijd ik-vorm:
melden
A
melde
B
meldde
C
meldden
D
melden

Slide 16 - Quiz

Wat is de verleden tijd van ruiken?
A
roken
B
ruikten

Slide 17 - Quiz

Een zwak werkwoord...
A
verandert niet van klank in de verleden tijd
B
verandert wel van klank in de verleden tijd

Slide 18 - Quiz

Voorbeeld van een synoniem
  • boekverslag.

Volgende les --> 

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk lesweek 16
  • Maken opdrachten 1, 3 en 4 van formuleren HS 5.
  • Uiterlijk vrijdag 17 april je gekozen boek doorgeven aan de docent.

Volgende les --> Boekverslag 1 Havo/Vwo

Slide 20 - Diapositive