druk 2

Druk 
  • Wat is druk?
  • Hoe bereken je druk?
  • Omrekenen van druk
    (En oppervlakte)
  • Druk vergroten/verkleinen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieSecundair onderwijs

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Druk 
  • Wat is druk?
  • Hoe bereken je druk?
  • Omrekenen van druk
    (En oppervlakte)
  • Druk vergroten/verkleinen

Slide 1 - Diapositive

Wat is de eenheid van Kracht?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de eenheid van druk?

Slide 3 - Question ouverte

grootheid
eenheid
grootheid symbool
eenheid symbool
Newton
Pascale
Druk
Kracht
kilogram
N
massa
F
p
Pa
m (massa)

Slide 4 - Question de remorquage

Met welke formule kan je kracht bereken?

Slide 5 - Question ouverte

Met welke formule kan je druk berekenen?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Vidéo

Vraagstuk 1:
Meneer Pocket staat op zijn stoel. Meneer Pocket oefent hierbij een kracht uit van 500N op de stoel. De oppervlakte van de stoel bedraagt 0,5m². Welke druk oefent meneer Pocket uit op de stoel?
Gegeven: F = 500 N, A = 0,5 m²
Gevraagd: P
Oplossing: P = F / A  500N / 0,5m² = 1000 Pa
Antwoord: Meneer Pocket oefent een druk van 1000 Pa uit op de stoel.

Slide 8 - Diapositive

vraagstuk 2
Jos heeft een zetel van 50 m² gekocht. De verkoper van de zetel zei dat de zetel een druk van maximum 2000Pa aankan. Met welk gewicht mag je in de zetel zitten?

Slide 9 - Question ouverte

oplossing vraagstuk 2
Jos heeft een zetel van 50 m² gekocht. De verkoper van de zetel zei dat de zetel een druk van maximum 2000Pa aankan. Met welk gewicht mag je in de zetel zitten?
Gegeven: A = 50m² , P = 2000 Pa
Gevraagd: F
Oplossing: P = F / A  F = P . A  F = 2000 Pa . 50 m² =100.000 N
Antwoord: Je mag met een gewicht van 100.000 N in de zetel zitten.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

omzetten van eenheden
1 m²
A
10 dm²
B
100 dm²
C
100 cm²
D
10 cm²

Slide 12 - Quiz

omzetten van eenheden
1000 cm²
A
10 m²
B
0,1m²
C
100 m²
D
0,01 m²

Slide 13 - Quiz

omzetten eenheid van druk
1Pa
A
1 N/m²
B
10 N/m²
C
100 N/m²
D
1000 N/m²

Slide 14 - Quiz

vraagstuk 3
Op het bureau van de leerkracht staat een computer. De computer heeft een gewicht van 500 N. De computer drukt op het bureau met 2,1 kPa. Wat is de oppervlakte van de computer?
Gegeven: F = 500N ; P = 2,1 kPa = 2100 Pa
Gevraagd: A
Oplossing:
P = F / A <=>  A = F / P = 500N / 2100 Pa = 0,24m²
Antwoord: De computer heeft een oppervlakte van 0,24m²

Slide 15 - Diapositive

vraagstuk 4
Je staat met beide voeten op de grond. Je druk op de grond bedraagt 0,2 kPa. De oppervlakte van je steunvlak bedraagt 0,1 m². Wat is je gewicht?

Slide 16 - Question ouverte

oplossing vraagstuk 4
Je staat met beide voeten op de grond. Je druk op de grond bedraagt 0,2 kPa. De oppervlakte van je steunvlak bedraagt 0,1 m². Wat is je gewicht? 
gegeven:  p= 0,2 kPa =  200 Pa     A= 0,1 m²
gevraagt: F
oplossing: p= F/A <=> F= p . A = 200 Pa . 0,1 m² = 20 N
antwoord: Mijn gewicht is 20N.

Slide 17 - Diapositive