Vraagstukken i.v.m. druk

• Natuurwetenschappen
• Secundair onderwijs

Wat is het symbool van druk?

1. D
2. P
3. p
4. d

Wat is geen eenheid van druk?

1. Pa
2. N/m²
3. bar
4. N . m²

Wat is de juiste formule om druk te berekenen?

1. p = A/F
2. p = F/A
3. p = F . A
4. A = F/p

Wat is de juiste afgeleide formule om de oppervlakte te berekenen?

1. A = F/p
2. A = F . p
3. A = p . F
4. A = p/F

Wat is de juiste afgeleide formule om de kracht te berekenen?

1. F = p/A
2. F = A/p
3. p = F/A
4. F = p . A

Met wat moet je de massa vermenigvuldigen om de kracht te berekenen?

1. 9,81
2. 9,81 kg/N
3. 9,81 N/kg
4. 9,18

Vraagstukken

Neem een cursusblad en maak de volgende vraagstukken.

Werk met gegeven - gevraagd - oplossing - antwoordzin.

Een druk van 3000 Pa ontstaat uit een kracht van 500 N. Bereken het oppervlak (in m²) dat dit gewicht steunt.

Een kracht werkt op een oppervlak van 800 cm². De maximale druk mag 5000 Pa zijn. Welk gewicht (in N) mag er steunen op het oppervlak?

Een zware kast, met vier poten, oefent een gewicht uit van 3000N en doet de vloertegels barsten. Hoe groot wordt de druk als we onder de poten eerst blokjes van 10 cm² schuiven?

Bereken de druk die een persoon van 60 kg op de sneeuw uitoefent als hij op zijn schoenen loopt. De oppervlakte bedraagt 200 cm² per voet.

Bereken de druk die een persoon van 60 kg op de sneeuw uitoefent als hij ski's gebruikt van 180 cm lang en 12 cm breed.