3ha C1 Meer dan lezen 3 Argumenteren

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Tekst
startopdracht
Je klasgenoot is gisteren naar de bioscoop geweest om een film te zien waar jij ook wel naartoe wilt. Vandaag op school vraag je hoe hij die film vond.
'Mooi', laat hij weten.
'Waarom vond je de film zo mooi?', vraag jij vervolgens.
'Nou, gewoon', is de reactie.
Weet je nu genoeg?
Licht je antwoord toe.
A.
B.
o Voorbeeld 1: "We moeten geen friet eten vanavond, want het is ongezond en we hebben het al deze week gegeten."
o Voorbeeld 2: "Ik denk dat ik beter een dag eerder kan leren, want dan heb ik meer tijd om vragen te stellen als ik iets niet snap."

Benoem per voorbeeld het standpunt en het argument.

timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

§ 3 Argumenteren: 
argumentatiestructuren

Leerdoelen voor deze paragraaf
  • Je leert feitelijk en waarderende argumenten herkennen.
  • Je leert argumentatiestructuren herkennen en gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

In deze les:
  • Uitleg feitelijke en waarderende argumenten
  • zelfstandig argumentatieschema's doornemen
  • opdracht
  • Gezamenlijk afsluiten

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen:
- Je weet wat feitelijke en waarderende argumenten zijn.

vwo: Je zelf voorbeelden geven van feitelijke en waarderende argumenten.


Slide 5 - Diapositive

§ 3 Argumenteren: argumentatiestructuren

De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.

Standpunt + argument noemen we een argumentatiestructuur.

Standpunt: Pizza is mijn lievelingseten.
Argument 1: ?
Argument 2: ?


Slide 6 - Diapositive


Feitelijke argumenten:
  • deze argumenten kun je controleren; 
  • deze argumenten zijn waar of niet waar. 

Voorbeeld:
De iPhone 16 kun je het beste bij Belsimpel kopen. Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.

!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?
§ 3 Argumenteren: argumentatiestructuren

Slide 7 - Diapositive


Waarderende argumenten: 
  • deze argumenten kun je niet controleren;
  • over deze argumenten kun je van mening verschillen.

Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!

!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?
§ 3 Argumenteren: argumentatiestructuren

Slide 8 - Diapositive


Kortom, er zijn twee soorten argumenten: 
  • feitelijke argumenten; 
  • waarderende argumenten.

Let goed op: Een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Het gaat erom dat de spreker het claimt als een feit. Een waarderende uitspraak geeft aan of iets onwenselijk, goed of slecht, mooi of lelijk is. Er zit een waardering in.
§ 3 Argumenteren: argumentatiestructuren

Slide 9 - Diapositive

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 10 - Quiz

Standpunt: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan.
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Reizen met het OV is veel rustiger.
Het OV is goedkoper dan de auto.

Slide 11 - Question de remorquage

Neem nu het tweede deel van de theorie door op blz 18: argumentatiestructuur en enkelvoudige en nevenschikkende argumentatie.

opdracht:
havo: bedenk een standpunt + enkelvoudige argumentatie

Geef je argumentatie weer in een blokjesschema.
§ 3 Argumenteren: argumentatiestructuren
timer
8:00

Slide 12 - Diapositive

Tekst
Reflectie
Reflectievragen 
Gebruik je zelf meestal feitelijke of waarderende argumenten?
Hoe komt dat?

Slide 13 - Diapositive

Tekst
Aan de slag 
Opdracht 1 en 2 maken (p. 18-20)

In je schrift, dus niet digitaal!


havo
timer
10:00

Slide 14 - Diapositive


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Question ouverte


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 16 - Question ouverte

Tekst
Heb je je leerdoelen behaald?
Je weet wat feitelijke en waarderende argumenten zijn.

Je zelf voorbeelden geven van feitelijke en waarderende argumenten.

Slide 17 - Diapositive