Talent H3 lezen 3.3 lezen

Lezen
uitleg paragraaf 3.3
opdrachten maken
checkvragen: heb je het begrepen?
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lezen
uitleg paragraaf 3.3
opdrachten maken
checkvragen: heb je het begrepen?

Slide 1 - Diapositive

lezen 3.3
Lezen 3.3 blz. 149

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat is de meest voorkomende tekstopbouw?
A
driedeling: inleiding - uitleg - slot
B
tweedeling: inleiding - slot
C
tweedeling: inleiding - kern
D
driedeling: inleiding - kern - slot

Slide 6 - Quiz

Een tekstopbouw bestaat uit:
A
titel - inleiding - tussenkopjes
B
titel - tussenkopjes
C
titel - inleiding - slot
D
inleiding -middenstuk - slot

Slide 7 - Quiz

TEKSTOPBOUW IS?
A
de informatie in de tekst
B
informatie in de tekst op alfabet
C
de informatie in een logische volgorde
D
informatie over de tekst

Slide 8 - Quiz

de tekstopbouw is om
A
jouw aandacht te trekken
B
nu eenmaal zo

Slide 9 - Quiz

Tekstopbouw:
Wat hoort er niet bij?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot
D
Afbeeldingen

Slide 10 - Quiz

Tekstopbouw:
Wat is geen doel van het slot?
A
Samenvatting geven
B
Een grappig verhaal vertellen
C
Conclusie weergeven
D
Een advies geven

Slide 11 - Quiz

Als een tekst geen slotalinea heeft, dan heeft de tekstopbouw een
A
tweedeling
B
driedeling

Slide 12 - Quiz

Een goede tekstopbouw heeft:
A
inleiding en slot
B
een titel
C
inleiding, middenstuk en slot
D
heeft deelonderwerpen

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Onderwerp en hoofdgedachte zijn hetzelfde
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat is het onderwerp van een tekst?
A
samenvatting van één zin
B
in één of enkele woorden waar de tekst over gaat
C
alle tussenkopjes samen
D
de titel

Slide 20 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
Doden door stortbuien in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 21 - Quiz

Maak nu van 3.3: opdracht 15
timer
4:00

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Wat is belangrijker in een tekst: hoofdzaken of bijzaken?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 25 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken en bijzaken?
A
hoofdzaken: belangrijkste informatie bijzaken: minder belangrijke dingen
B
hoofdzaken: minder belangrijke dingen bijzaken: belangrijkste informatie

Slide 26 - Quiz

Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.
Bijzaken kunnen zijn:
A
argumenten
B
belangrijke informatie
C
herhaling
D
uitleg/voorbeelden

Slide 27 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?

A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 28 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 29 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 30 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 31 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Verwijswoorden 

Slide 34 - Diapositive

Verwijswoorden

Slide 35 - Diapositive

Opdracht 16 + 17

Slide 36 - Diapositive