Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Woordsoorten herhalen leerjaar 2
Wat heb je geleerd?
• Je kan de volgende woordsoorten herkennen:
• lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden,
• voorzetsel,
• persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden,
• Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden,
1 / 29
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
29 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
20 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Wat heb je geleerd?
• Je kan de volgende woordsoorten herkennen:
• lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden,
• voorzetsel,
• persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden,
• Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden,
Slide 1 - Diapositive
Die rode fiets is van jou.
jou =
A
een bezittelijk voornaamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een persoonlijk voornaamwoord
Slide 2 - Quiz
Pieter gaat met het vliegtuig naar Amerika.
Noem de zelfstandig(e) naamwoord(en)
A
Pieter
B
vliegtuig
C
met
D
Amerika
Slide 3 - Quiz
De witte jas hangt nog aan de kapstok.
Jas is een....
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Lidwoord
Slide 4 - Quiz
Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een wederkerend voornaamwoord?
A
Die broer van jou
B
Ik schaam me
C
Ik lees ze niet
D
Hij heeft geleerd
Slide 5 - Quiz
Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand
Slide 6 - Quiz
Wij verbazen ons over de hoge cijfers.
ons=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 7 - Quiz
De plaatselijke bende denkt dat het een criminele bende is.
plaatselijke =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
voorzetsel
C
bezittelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 8 - Quiz
Sommige parkeerplaatsen zijn eng.
eng=
A
bijvoeglijk naamwoord
B
voorzetsel
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 9 - Quiz
zelfstandig naamwoord
Slide 10 - Carte mentale
MIJN telefoon ligt nog aan de lader.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 11 - Quiz
Het rode bankje staat op HET gras.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 12 - Quiz
Ik ga MET de trein naar Utrecht.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Quiz
Mijn schilderij is erg mooi GEWORDEN.
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 14 - Quiz
Maak een zin waarin je het woord 'leuk' als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De
Slide 16 - Quiz
Het slimme meisje gaat opnieuw trouwen.
het woord slimme is:
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
een werkwoord
Slide 17 - Quiz
Maak zelf een zin met een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord
Slide 18 - Carte mentale
Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling
Slide 20 - Quiz
Dit is niet onze boom, maar hun boom.
onze=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.
het=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 22 - Quiz
Zij geven elkaar een cadeau.
elkaar=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 23 - Quiz
Heb jij je dat wel eens afgevraagd?
je=
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 24 - Quiz
Ik wil me natuurlijk niet met jullie zaken bemoeien.
me=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
voorzetsel
Slide 25 - Quiz
Maak een zin met twee voorzetsels.
Slide 26 - Question ouverte
aan de slag
Bijspijkeren in eDition afmaken
Oefenboekje woordsoorten afronden en zelfstandig nakijken. Zie IL voor antwoorden.
Oefentoets maken en zelfstandig nakijken. Zie IL voor antwoorden.
Opstromen in eDition
Slide 27 - Diapositive
Welke woordsoort(en) vind je moeilijk?
(ww - lw - vz - bnw - znw - pers.vnw. - bez.vnw - wederkerend vnw - wederkerig vnw)
Slide 28 - Question ouverte
Wat vond je van deze les?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 29 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
Woordsoorten herhalen leerjaar 2 HV
Mars 2018
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Woordsoorten herhalen leerjaar 2
Mars 2020
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Woordsoorten leerjaar 1 (persoonlijk voornaamwoord en herh)
Mars 2019
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
woordsoorten 1 havo
Mars 2020
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
De woordsoort van het en je
Octobre 2023
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Woordsoorten 2 (M)HA
Avril 2024
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Woordsoorten TOPweek
Août 2020
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
woordsoorten hv1
Novembre 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1