Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Buenos días
Hoy es martes, el 7 de abril
¿Qué vamos a hacer?
tarea 1.3 y 1.4 ¿preguntas?
quiz de los verbos
posesivos
quiz de los posesivos
Slide 1 - Diapositive
tener, tú
Slide 2 - Question ouverte
llamarse, yo
Slide 3 - Question ouverte
tener, nosotros
Slide 4 - Question ouverte
ser, yo
Slide 5 - Question ouverte
llamarse, vosotros
Slide 6 - Question ouverte
tener, Pepe
Slide 7 - Question ouverte
ser, vosotros
Slide 8 - Question ouverte
tener, Paco y Pepe
Slide 9 - Question ouverte
Bezittelijk vnw.
Wat is een bezittelijk vnw in het Nederlands?
Een woord wat het bezit aangeeft: mijn, jouw, zijn, haar etc.
Slide 10 - Diapositive
Bezittelijk vnw.
mijn
jouw
zijn/haar/uw
ons/onze
jullie
hun/uw
mi
tu
su
nuestro
vuestro
su
mi
tu
su
nuestra
vuestra
su
mis
tus
sus
nuestros
vuestros
sus
mis
tus
sus
nuestras
vuestras
sus
enkelvoud
meervoud
mnl.
mnl.
vr.
vr.
Slide 11 - Diapositive
Bezittelijk vnw.
Het bezittelijk vnw. richt zich in het Spaans naar het bezit en niet naar de bezitter zoals in het Nederlands.
Is het bezit meervoud, dan wordt het bezittelijk vnw. ook meervoud. Bij nuestro/vuestro heb je ook nog een vrouwelijke vorm --> nuestra/vuestra.
Kijk naar het woord wat erachter staat. Is dat meervoud, dan wordt het bez. vnw. ook meervoud. Is het vrouwelijk dan verandert nuestro/vuestro in nuestra/vuestra
Slide 12 - Diapositive
voorbeelden:
mi casa = mijn huis
tus libros = jouw boeken
nuestra profesora = onze lerares
sus amigos = zijn/haar vrienden
Slide 13 - Diapositive
Ahora vosotros.
Slide 14 - Diapositive
Esta es _______ amiga.
A
mi
B
mis
Slide 15 - Quiz
¿Dónde están ________ libros?
A
tu
B
tus
Slide 16 - Quiz
__________ abuela es muy simpática.
A
nuestro
B
nuestra
Slide 17 - Quiz
__________ mochilas están en la clase.
A
vuestros
B
vuestras
Slide 18 - Quiz
___________ amigos están en casa.
A
su
B
sus
Slide 19 - Quiz
__________ alumnos están en casa.
A
nuestros
B
nuestras
Slide 20 - Quiz
Aan de slag.
Leer het bezittelijk voornaamwoord.
Maak de opdrachten uit je LA en je LE. (zie module pagina 18)
Maak dan opdracht 1.6 en schrijf een kort stukje over je familie.
Als je alles afhebt maak je de D-toets in LessonUp.
Als laatste maak je het eerste deel van de tarea final van pagina 20 uit je module. deze lever je in via teams.