week 16 - bezittelijk voornaamwoord

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Buenos días

¿Qué vamos a hacer?

• repetir verbos
• repetir la familia
• corregir los deberes
• los posesivos

Jueves, 21 de abril

Objetivos para esta clase:

Aan het einde van deze les:

• kan ik de werkwoorden ser, tener en llamarse vervoegen
• weet ik hoe de familienamen in het Spaans heten.
• weet ik hoe het bezittelijk vnw. gevormd wordt in het Spaans.

LEERDOELEN

Agenda

Donderdag 12 mei

leren: bezittelijk voornaamwoord

maken: LE: ej. 3.1, 3.2, 3.4, 3.5

Plan 3 momenten in. 

leerdoenlen: werkwoorden en familinamen

Wat is hun familieband?

Wat zijn Amalia, Alexia en Ariane van Koning Willem Alexander? 

Wat is de familieband van Claire en Martien Meiland?

Welke familieband hebben Chantal Janzen en Bobby?

Welke familieband hebben Linda en Johnny de Mol?

ser, yo

tener, José

llamarse, tú

tener, Paco y yo

ser, Carmen y tú

llamarse, Carmen y José

A corregir

 

• module pág. 15 en 16 ej. A, B,C

LEERDOEL: WERKWOORDEN

uitwerking

A. 

1. hija

2. marido

3. nieto

4. madre

5. abuelo

6. padres

B. 

1. las hijas

2. los hijos

3. los hermanos

4. la hermana

5. los nietos

6. la nieta

7. los nietos

C.

1. Gloria

2. Paco

3. Emilia

4. Juan

5. Ana

6. Carlos

7. Lola

A trabajar

Módulo pág. 18 ej. A, B, C

uitwerking

A.

1. tienes

2. tengo

3. tiene

4. tenemos

5. tienen

6. tenéis

7. tiene

B.

1. se llama

2. se llama

3. se llaman

4. te llamas

5. me llamo

6. nos llamamos

C.

1. eres

2. soy

3. son

4. sois

5. somos

6. es

LEERDOEL: WERKWOORDEN

GPL - tarea 1 leerdoel 1, 2, 3

- ik ken de familienamen in het Spaans

- Ik ken de vervoeging van ser/tener

- Ik ken de vervoeging van llamarse

Bezittelijk vnw.

Wat is een bezittelijk vnw in het Nederlands?

Een woord wat het bezit aangeeft: mijn, jouw, zijn, haar etc.

LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.

Bezittelijk vnw.

mijn

jouw

zijn/haar/uw

ons/onze

jullie

hun/uw

mi

tu

su

nuestro

vuestro

su

mi

tu

su

nuestra

vuestra

su

mis

tus

sus

nuestros

vuestros

sus

mis

tus

sus

nuestras

vuestras

sus

enkelvoud

meervoud

mnl.

mnl.

vr.

vr.

LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.

Welke verschillen zien jullie?

Bezittelijk vnw.

• Het bezittelijk vnw. richt zich in het Spaans naar het bezit en niet naar de bezitter zoals in het Nederlands. 
• Is het bezit meervoud, dan wordt het bezittelijk vnw. ook meervoud. Bij nuestro/vuestro heb je ook nog een vrouwelijke vorm --> nuestra/vuestra. 
• Kijk naar het woord wat erachter staat. Is dat meervoud, dan wordt het bez. vnw. ook meervoud. Is het vrouwelijk dan verandert nuestro/vuestro in nuestra/vuestra

LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.

Módulo pág. 20, 21, 

voorbeelden:

• mi casa                         =   mijn huis
• tus libros                      =   jouw boeken
• nuestra profesora        =   onze lerares
• sus amigos                   =   zijn/haar vrienden

LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.

Módulo pág. 20, 21, 

Ahora vosotros.

Esta es _______ amiga.

1. mi
2. mis

¿Dónde están ________ libros?

1. tu
2. tus

__________ abuela es muy simpática.

1. nuestro
2. nuestra

__________ mochilas están en la clase.

1. vuestros
2. vuestras

___________ amigos están en casa.

1. su
2. sus

__________ alumnos están en casa.

1. nuestros
2. nuestras

A trabajar

LA: pág. 52 ej. 2 y 3

pág. 53 ej. 4

Klaar? begin alvast aan je huiswerk.

Describe tu familia

Tengo.....

Mi madre se llama...

Mi hermano tiene... años

.......