Hoofdstuk 4 Kerntaak 1 Marketing

• Online marketing
• Marketing & Communicatie
• MBO
• Studiejaar 3

Wat is het doel van het 4C-model in marketing?

1. Het vergroten van de productiekwaliteit
2. Het vervangen van traditionele marketingtechnieken
3. Het centraal stellen van de klant
4. Het verbeteren van logistieke processen

Welke van de volgende factoren hoort bij het 4C-model?

1. Chocolade
2. Communication
3. Channel
4. Customer hapiness

Een bedrijf wil de kosten van een product aanpassen om meer klanten te trekken. Welke component van het 4C-model wordt hier aangesproken?

1. Customer
2. Cost
3. Convenience
4. Communication

Wat omvat het uitgebreide product?

1. Alleen het fysieke product
2. Alleen de garantie
3. Het fysieke product en klantbehoeften
4. Het fysieke product plus merk en service

Wat maakt het totaalproduct compleet?

1. Basisfuncties van het product
2. Merk, verpakking, het product en imago
3. Reclame en promotie
4. Klantbeoordelingen

Een klant koopt een wasmachine met een garantie van 5 jaar en gratis installatie.
Hoe wordt dit aanbod beschreven?

1. Fysiek product
2. Uitgebreid product
3. Totaal product
4. Extra service

Wat is een kenmerk van intensieve distributie?

1. Producten zijn exclusief verkrijgbaar
2. Producten worden breed verspreid
3. Er zijn beperkte verkoopkanalen
4. Het is alleen geschikt voor luxeproducten

Een bedrijf verkoopt luxe horloges via slechts twee winkels in een regio.

Welke distributiestrategie wordt hier toegepast?

1. Intensieve distributie
2. Open distributie
3. Selectieve distributie
4. Exclusieve distributie

Wat bepaalt de lengte van een distributiekanaal?

1. Het type product
2. Het aantal schakels
3. De prijs van het product
4. De marketingstrategie

Een fabrikant verkoopt direct aan klanten via een webshop.
Hoe wordt dit distributiekanaal beschreven?

1. Kort
2. Lang
3. Gesegmenteerd
4. Complex

Wat wordt bedoeld met een breed assortiment?

1. Veel varianten binnen een productgroep
2. Weinig productgroepen
3. Veel verschillende productgroepen
4. Luxeproducten

Een kledingwinkel verkoopt alleen broeken, maar biedt deze aan in 20 verschillende stijlen en kleuren. Hoe wordt dit assortiment beschreven?

1. Breed
2. Diep
3. Smal
4. Ondiep

Bedrijfskolom

Parallellisatie

Het aanbod van producten wordt
uitgebreid met producten uit een andere
bedrijfskolom. In dit geval sieraden.

Specialisatie 

Een bedrijf gaat zich focusen op het één 
behoefte van klanten. Ze gaan zich dus
specialiseren. In het voorbeeld in jassen.

Bedrijfskolom

Integratie (voorwaarts of achterwaarts)

De bedrijfskolom wordt korter, want de 
wolfabrikant neemt de stoffenfabrikant
over. Dit is een voorwaartse integratie.

Differentiatie

De bedrijfskolom wordt langer, want er 
komt een extra schakel tussen: het 
kledingconcern.

Wat betekent differentiatie in een bedrijfskolom?

1. Het samenvoegen van schakels
2. Het uitbesteden van activiteiten
3. Het uitbreiden naar een nieuwe schakel
4. Het specialiseren in een niche

Een supermarkt voegt een bakkerij toe aan zijn aanbod. Welke beweging in de bedrijfskolom wordt hier toegepast?

1. Integratie
2. Differentiatie
3. Parallellisatie
4. Specialisatie

Wat is het doel van parallelisatie?

1. Het verminderen van schakels
2. Het verkorten van de bedrijfskolom
3. Het vergroten van marktaandeel
4. Het aanbieden van meerdere productgroepen

Wat betekent de 'A' in het AIDA-model?

1. Awareness
2. Attention
3. Attraction
4. Action

Een klant ziet een advertentie, wordt nieuwsgierig en bezoekt een winkel.
Welke AIDA-stappen zijn hier doorlopen?

1. Attention en Interest
2. Interest en Desire
3. Desire en Action
4. Attention en Action