groep 8 - 3.1 functiewoorden hoofdletters samenstelling met koppelteken en bijv gebruikt vtdw van an

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Aan het eind van de les...
kun je de functiewoorden in een zin benoemen.


Fietsen geeft je een goede impressie van Nederland.

Slide 4 - Diapositive

Lidwoorden (1)
Hoe zat het ook alweer? 

Slide 5 - Diapositive

Typ de lidwoorden
die jij al kent?

Slide 6 - Carte mentale

Voornaamwoorden (2)
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar: 
personen, dieren of zaken (zonder ze te benoemen)

De meest voorkomende:
Persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, hij
Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, zijn
Aanwijzende voornaamwoorden: die (en nog 3...)

Slide 7 - Diapositive

Typ voornaamwoorden
die jij nog meer kent?

Slide 8 - Carte mentale

Persoonlijk vnw
Bezittelijk vnw
Aanwijzend vnw
hem
die
jij
hij
haar
dat
wij
deze
jouw
dit

Slide 9 - Question de remorquage

Voorzetsels (3)
Het voorzetsel zegt iets over plaats of tijd.

op, in, onder, naast, langs, voor, achter, uit, om, tegen, naar, langs, tegenover, tot, voorbij, rond, tijdens

Slide 10 - Diapositive

Wat is géén voorzetsel?
A
tegenover
B
naast
C
onder
D
omdat

Slide 11 - Quiz

Wat is géén voorzetsel?
A
op
B
of
C
voorbij
D
rond

Slide 12 - Quiz

Die 3 foute antwoorden van net hè,
(voordat, omdat, of)
Hoe noem je die functiewoorden?
Dat noem je een ......................

Slide 13 - Question ouverte

Voegwoord (4)
Het voegwoord verbindt  (voegt) twee zinnen.

en, maar, of, want, voordat, totdat, nadat, 
wanneer, zodat, omdat, doordat, opdat

Slide 14 - Diapositive

Maak een korte zin met het voegwoord 'zodat'

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Voorbeelden:
Ik stapte voorzichtig in de rivier.


In het water schrobde ik de klei van de cassavewortels.

Slide 17 - Diapositive

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
ga
naar
komt
feestje
en
jouw
Ik
mijn
naar
jij
feestje.

Slide 18 - Question de remorquage

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
speurde
naar
van
op
de
goudklompjes
Ik
zee.
de
bodem

Slide 19 - Question de remorquage

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
beproefde
mijn
in
een
geluk
Ik
rivier.

Slide 20 - Question de remorquage

Slide 21 - Diapositive

Wat ga je doen?
- Maak van blz 80 en 81 opdr 1 en 3 en laat het nakijken door juf, daarna open je je groene boek (harde kaft) op blz. 82 en 83 en ga je naar de volgende slide (hoofdletters)

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Wat schrijf je met een hoofdletter?
A
Aardrijkskundige namen
B
Eerste woord van een zin
C
Gebeurtenissen uit de geschiedenis
D
Feestdagen

Slide 24 - Quiz

Welk woord moet met een hoofdletter?
A
zaterdag
B
zomervakantie
C
januari
D
klazienaveen

Slide 25 - Quiz

Wat schrijf je met een hoofdletter?
A
Aardrijkskundige namen (landen/plaatsen)
B
Namen van planten en bomen
C
Namen van merken en bedrijven
D
Namen van de dagen van de week

Slide 26 - Quiz

In welke zin zijn de hoofdletters goed neergezet?
A
Ik eet friet. hij eet vlees.
B
ik eet friet. Hij eet vlees.
C
Ik eet friet. Hij eet vlees.
D
Ik eet Friet. Hij eet Vlees

Slide 27 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.

Slide 28 - Quiz

Een hoofdletter zie je ook bij namen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Waar staan de hoofdletters goed?
A
de rivier bij culemborg heet de lek.
B
De rivier bij Culemborg heet de Lek.
C
De rivier bij culemborg heet de lek
D
De rivier bij culemborg heet de Lek.

Slide 30 - Quiz

In welke zin staan de hoofdletters goed?
A
In februari vieren we Valentijnsdag. De dag van de liefde!
B
In februari vieren we valentijnsdag. De dag van de liefde!
C
In Februari vieren we Valentijnsdag. De dag van de liefde!
D
In Februari vieren we valentijnsdag. De dag van de liefde!

Slide 31 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
friesland
B
Friesland

Slide 32 - Quiz

En nu gaan we naar spelling
Ga naar blz 42 en 43 over het koppel-teken
en bekijk de volgende video helemaal.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Groep 8 spelling 3.1 blauw
Nu kan je de opdrachten op blz 42 en 43 in je blauwe boek maken.

Slide 35 - Diapositive

Spelling blauw gr 8 3.1
Nu gaan we verder op blz 44 en 45 over het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord van ander-klank werkwoorden

Slide 36 - Diapositive

Spelling blauw gr 8 3.1
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord van andere-klank ww.
-Bijvoeglijk gebruik: houdt in dat het iets zegt over een zelfstandig naamwoord. 'De blauwe jas
-Maar omdat het een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is, zegt het met een 'werkwoord' (voltooid deelwoord) iets over een zelfstandig naamwoord.
'De beschadigde jas' (komt van het ww beschadigen en verleden tijd is beschadigde(n))
Dit ken je als het goed is al van de vorige thema's :-) nu komt er een klein extra dingetje bij:
van andere-klank ww.
Dit zijn werkwoorden die van klank veranderen bij de verleden tijd.
Bijv: roepen - riepen - geroepen
bijv: vinden - vonden - gevonden
Bijv. fluiten - floten - gefloten

Slide 37 - Diapositive

Spelling blauw gr 8 3.1
Nu kan je de opdrachten op blz 44 en 45 maken.

Slide 38 - Diapositive