Taal thema 3 les 2

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Thema 3 --> Reizen

Lesdoel

Aan het eind van deze les weet je wat functiewoorden zijn

Ankertekst

We waren op vakantie in een dorpje aan een rivier, diep in het oerwoud van Suriname.

Je gaat leren wat functiewoorden zijn.

Dit moet je weten...

1. De functiewoorden verbinden de inhoudswoorden

2. Functiewoorden zorgen ervoor dat je de samenhang tussen inhoudswoorden begrijpt.

Dit moet je weten

3. Functiewoorden

* Lidwoord (lw) 

* Voornaamwoord (vnw) --> persoonlijk, bezittelijk & aanwijzend

* Voorzetsel (vz)

Voegwoord (vw)

Lidwoorden

* de, het, een

* Je zet de lidwoorden voor een zelfstandig naamwoord

Voornaamwoorden

Persoonlijk --> duidt op personen --> ik, jij, wij, zij, jullie

Bezittelijk --> duidt op een bezit --> mijn, jouw, zijn, haar, uw

Aanwijzend --> wijst iets aan --> dit, dat, deze, die, zo'n

Voorzetsel (vz)

... de kast

... het feest

in, op, voor, tussen, naast, achter, onder, van, tijdens, na

Voegwoord (vw)

Verbindt twee zinsdelen of zinnen met elkaar

fietsen en zwemmen

ik ben ziek, maar ik kom wel naar school

ik ben ziek omdat ik geen jas aantrok gister

Oefenen

We waren op vakantie in een dorpje aan een rivier, diep in het oerwoud van Suriname.

Kunnen we de functiewoorden nu benoemen?

Oefenen --> op je wisbord

1. Ik stapte voorzichtig in de rivier

2. In het water schrobde ik de klei van de cassavewortels

3. Ik speurde naar goudklompjes op de bodem

Oefenen

We maken zin 2 en 3 van "Eerst proberen"

Zelfstandig werken (20 min)

Maak:

Opdracht 1 en 2

Ben je klaar? Zelf nakijken!

Veel foutjes? Steek je vinger even op                            Rood: 10

                                                                                                         Oranje: 10

Ben je snel? Probeer opdracht 3!

de juf krijgt EEN baby

1. lidwoord
2. bezittelijk vnw
3. persoonlijk vnw
4. voorzetsel

DIT potlood is van mij

1. bezittelijk vwn
2. aanwijzend vnw
3. voorzetsel
4. voegwoord

MIJN fiets staat in de schuur

1. voegwoord
2. aanwijzend vnw
3. persoonlijk vnw
4. bezittelijk vnw

ZIJ is mijn beste vriendin

1. bezittelijk vnw
2. voegwoord
3. aanwijzend vnw
4. persoonlijk vnw

mijn fiets staat in de schuur OMDAT het regent

1. persoonlijk vnw
2. voegwoord
3. lidwoord
4. bezittelijk vnw

Ik weet wat functiewoorden zijn en ik kan deze benoemen in een zin

Zeker!

Mwah

Gaat wel...

Ja, lukt me goed

Ik snap het niet