groep 8 - 3.1 functiewoorden hoofdletters samenstelling met koppelteken en bijv gebruikt vtdw van an

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Aan het eind van de les...
kun je de functiewoorden in een zin benoemen.


Fietsen geeft je een goede impressie van Nederland.

Slide 4 - Diapositive

Lidwoorden (1)
Hoe zat het ook alweer? 

Slide 5 - Diapositive

Typ de lidwoorden
die jij al kent?

Slide 6 - Carte mentale

Voornaamwoorden (2)
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar: 
personen, dieren of zaken (zonder ze te benoemen)

De meest voorkomende:
Persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, hij
Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, zijn
Aanwijzende voornaamwoorden: die (en nog 3...)

Slide 7 - Diapositive

Typ voornaamwoorden
die jij nog meer kent?

Slide 8 - Carte mentale

Persoonlijk vnw
Bezittelijk vnw
Aanwijzend vnw
hem
die
jij
hij
haar
dat
wij
deze
jouw
dit

Slide 9 - Question de remorquage

Voorzetsels (3)
Het voorzetsel zegt iets over plaats of tijd.

op, in, onder, naast, langs, voor, achter, uit, om, tegen, naar, langs, tegenover, tot, voorbij, rond, tijdens

Slide 10 - Diapositive

Wat is géén voorzetsel?
A
tegenover
B
naast
C
onder
D
omdat

Slide 11 - Quiz

Wat is géén voorzetsel?
A
op
B
of
C
voorbij
D
rond

Slide 12 - Quiz

Die 3 foute antwoorden van net hè,
(voordat, omdat, of)
Hoe noem je die functiewoorden?
Dat noem je een ......................

Slide 13 - Question ouverte

Voegwoord (4)
Het voegwoord verbindt  (voegt) twee zinnen.

en, maar, of, want, voordat, totdat, nadat, 
wanneer, zodat, omdat, doordat, opdat

Slide 14 - Diapositive

Maak een korte zin met het voegwoord 'zodat'

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Voorbeelden:
Ik stapte voorzichtig in de rivier.


In het water schrobde ik de klei van de cassavewortels.

Slide 17 - Diapositive

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
ga
naar
komt
feestje
en
jouw
Ik
mijn
naar
jij
feestje.

Slide 18 - Question de remorquage

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
speurde
naar
van
op
de
goudklompjes
Ik
zee.
de
bodem

Slide 19 - Question de remorquage

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
beproefde
mijn
in
een
geluk
Ik
rivier.

Slide 20 - Question de remorquage

Slide 21 - Diapositive