Past Simple

Past Simple
In dit onderdeel gaan we de vier onderdelen van de Verleden Tijd (Past Simple) herhalen en oefenen.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Past Simple
In dit onderdeel gaan we de vier onderdelen van de Verleden Tijd (Past Simple) herhalen en oefenen.

Slide 1 - Diapositive

Wat moet je beheersen:
1) regelmatige werkwoorden
2) onregelmatige werkwoorden
3) Did and Didn't
4) Was / Were

Slide 2 - Diapositive

1) Regelmatige Werkwoorden
Zijn werkwoorden met een bepaalde regelmaat, dus vaste regels. Je zet iets achter het ww om aan te geven dat het in de verleden tijd staat

Standaardregel: -ed
voorbeeld: work - worked
help - helped

Slide 3 - Diapositive

1) Regelmatige Werkwoorden
Je zet alleen een -d achter het werkwoord als het eindigt op een e. 
voorbeeld: bake - baked
love - loved

Slide 4 - Diapositive

1) Regelmatige Werkwoorden
Je moet bij woorden die eindigen op een y dan de y weghalen en vervangen door het volgende:
voorbeeld: hurry - hurried
carry - carried

Behalve bij worden die eindigen met klinker en dan -y.
Zoals: play -> played 

Slide 5 - Diapositive

Wat moet er achter het volgende woord gezet worden?
play - .....
A
playd
B
played
C
playied
D
plaid

Slide 6 - Quiz

Is het volgend werkwoord goed geschreven?
Drop - Dropped
A
True
B
False

Slide 7 - Quiz

Wat zet je achter het werkwoord love?
A
-d
B
-ed
C
-ied
D
veranderd compleet

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijdsvorm van Carry?
A
Carryed
B
Carryd
C
Carryied
D
Carried

Slide 9 - Quiz

2) Onregelmatige Werkwoorden
Je hebt ook te maken met onregelmatige werkwoorden. Deze werkwoorden veranderen compleet.

Hier kan je niet -ed / -d / -ied achterzetten

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Hoe zet ik het werkwoord 'see' in de verleden tijd

Slide 12 - Question ouverte

Hoe zet ik het volgend werkwoord in het verleden tijd?
have

Slide 13 - Question ouverte

3) did or didnt?
In vraagzinnen en ontkenningen gebruik je het woordje did or didn't. 

Je hoeft het werkwoord wat daarna komt niet in de verleden tijd te schrijven

Slide 14 - Diapositive

3) did or didn't?
Bij ontkenningen: didn't + hele werkwoord
vb. I didn't work on my homework yesterday, instead I drank beer with friends

Bij vragen: Did + hele werkwoord
Did you like the movie you saw last week?
Did you work on your homework yesterday?

Slide 15 - Diapositive

Is de zin hieronder juist?
I didn't liked the broadway show last year
A
Yes
B
No
C
Maybe
D
I don't know

Slide 16 - Quiz

Maak van onderstaande zin een vraagzin en een ontkenning:
You saw Star Wars 7 last week.

Slide 17 - Question ouverte

Maak van onderstaande zin een vraagzin en een ontkenning:
I played basketball last weekend

Slide 18 - Question ouverte

4) was or were?
De werkwoorden van 'zijn' (to be) moet je ook in de verleden tijd kennen
Je geeft aan dat iemand iets was of iets aan het doen was of dat meerdere personen iets waren of iets aan het doen waren

Slide 19 - Diapositive

4) was of were?
I / She / He / It was

We / You / They / were

Tip: gaat het om één persoon is het was
Gaat het om twee of meer dan is het were

Slide 20 - Diapositive

Was of Were?
Theresa and Maya ........ working at the supermarket yesterday
A
was
B
were

Slide 21 - Quiz

Was of Were?
They ........ at Majorca last year
A
was
B
were

Slide 22 - Quiz

Was of Were?
The family Smith ....... at Ibiza in 2012 and 2016
A
was
B
were

Slide 23 - Quiz

Was of Were?
The dog ..... gone for several days
A
was
B
were

Slide 24 - Quiz

Samenvatting:
Je moet 4 onderdelen kennen van de Verleden Tijd:
1) Regelmatige Werkwoorden
2) Onregelmatige Werkwoorden
3) Did or didn't
4) was of were

Slide 25 - Diapositive

Wat ga je nu doen?
Je gaat het volgende doen:
- Je maakt Test Yourself van unit 2.2 en 2.3
Je krijgt hiermee inzicht wat je nu wel al kan

Klaar? Ga bezig met de woordtrainer van unit 2.2 en 2.3!

Slide 26 - Diapositive