23e cours-7 décembre 2021

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Ik ben tevreden over:

Slide 3 - Question ouverte

Hier ben ik niet tevreden over.....

Slide 4 - Question ouverte

Ben je tevreden?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het tegengestelde van
tevreden?

Slide 6 - Question ouverte

Wanneer ben je echt tevreden?

Slide 7 - Question ouverte

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).
We verstoren de les niet bewust (bijvoorbeeld propjes gooien of schreeuwen door de klas)

Slide 8 - Diapositive

Planning et buts
Aan het eind van dit lesuur....
1. Kan je op drie verschillende manieren een vraag stellen in het Frans
2. Kan je vertellen wat je doet om in vorm te blijven in het Frans
3. Kun je een Franse uitnodiging over een EHBO-cursus begrijpen








Slide 9 - Diapositive

Vocabulaire A

Slide 10 - Diapositive

Geef alleen  Franse vraagwoorden in het woordweb.
Vraagwoorden

Slide 11 - Carte mentale

Maak van de volgende zin een vraag. Doe dit op 3 manieren.
De zin: Vous avez un chien.

Slide 12 - Question ouverte

Maak van de volgende zin een vraag. Gebruik hiervoor een vraagwoord.
De zin: Vous avez un chien.

Slide 13 - Question ouverte

Weke drie manieren van vragend maken zij goed?
A
Tu portes un jeans?
B
Est-ce que tu portes un jeans?
C
Portes-tu un jeans?
D
Portes tu un jeans?

Slide 14 - Quiz

Maak op een andere manier vragend:
Elle est malade?
A
Est elle malade?
B
Est-ce que elle est malade?
C
Qu'est-ce qu'elle est malade?
D
Est-ce qu'elle est malade?

Slide 15 - Quiz

Op hoeveel manieren kan je in het Frans een zin vragend maken?
A
1 manier
B
3 manieren
C
2 manieren
D
4 manieren

Slide 16 - Quiz

3 manieren waarop je een zin vragend kan maken (zonder vraagwoord)
A
Normale zin met vraagteken, inversie en est-ce que
B
Er zijn geen 3 manieren, maar 1 zoals in het Nederlands

Slide 17 - Quiz

Van welke manier is gebruik gemaakt?
Sommes-nous néerlandais?
A
gewone zin vragend maken
B
est-ce que + gewone zin
C
omkering (inversie)
D
vraagwoord + gewone zin

Slide 18 - Quiz

Maak de zin vragend
"Tu fais du sport"
A
Tu fais du sport.
B
Est-ce que tu fais du sport?
C
Tu fais du sport?
D
Fais-tu du sport?

Slide 19 - Quiz

Maak deze zin vragend:
Tu es français.
A
Français es tu?
B
Français tu es?
C
Tu es français?
D
Es tu français?

Slide 20 - Quiz

Wat is een inversie?
A
Dat je een vraagteken achter een normale zin zet om de zin vragend te maken.
B
Dat je 'est-ce que' in de zin zet om de zin vragend te maken.
C
Dat je de persoonsvorm en het onderwerp omdraait om de zin vragend te maken.
D
Dat je het onderwerp achteraan de zin zet om de zin vragend te maken.

Slide 21 - Quiz

Au travail
Partie D: Phrases clés (onderdeel D, zinnen)
Exercice 16a samen maken(p.27 TB en p.59 WB)
Exercice 17a en 18 maken individueel of in duo's (p.27 TB en p.60-61 WB)

Slide 22 - Diapositive

Partie E: Regarder
We kijken naar een filmfragment en maken de opdrachten samen. Mocht dit lukken dan hebben jullie geen huiswerk.
We maken opdracht 19 en 20 (Bladzijde 28 TB en bladzijde 63 WB) 

Slide 23 - Diapositive

Devoirs
Apprendre: Vocabulaire A+B+E, Grammaire C en Phrases clés D

Slide 24 - Diapositive