Thema transport & afweer B6 Afweer

BS 13.6: Afweer
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BS 13.6: Afweer

Slide 1 - Diapositive

Kennisvragen

Slide 2 - Diapositive

Wat is weefselvloeistof?
A
Vloeistof in de bloedvaten
B
Vloeistof tussen de cellen in de weefsels
C
Vloeistof in de darmen
D
Vloeistof in het verteringsstelsel

Slide 3 - Quiz

Wat zit er weefselvloeistof?
A
O2 & voedingsstoffen
B
O2, voedingsstoffen & CO2
C
O2, voedingsstoffen, afvalstoffen & CO2
D
O2, voedingsstoffen & afvalstoffen

Slide 4 - Quiz

Wat is lymfe?

A
Lymfe is hetzelfde als weefselvloeistof.
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat.
C
Weefselvloeistof met rode bloedcellen.
D
Weefselvloeistof die in de lymfevaten is gestroomd.

Slide 5 - Quiz

Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
afvalstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Koolstofdioxide

Slide 6 - Quiz

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 7 - Quiz

Slagaderverkalking is........
A
is een verharde wand door ophoping van vet en andere stoffen.
B
heel erg vervelend
C
het proces van kalk in het bloed dat aan je wand gaat zitten.
D
niet te genezen.

Slide 8 - Quiz

Wat is de bloeddruk?
A
de druk op de aders als bloed wordt rondgepompt.
B
druk op de haarvaten als bloed wordt rondgepompt.
C
de druk op de slagaders als bloed wordt rondgepompt.
D
de druk op het hart als bloed wordt rondgepompt.

Slide 9 - Quiz

Hoe heet deze operatie?
A
Stent plaatsen
B
Dotteren
C
Bypass
D
Plaque verwijderen

Slide 10 - Quiz

Vergelijk de aorta met de longslagader.

De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan

Slide 11 - Quiz

13.6 Afweer aantekeningen
noti
ono




3.5 Afweer

Slide 12 - Diapositive

Afweer
= de verdediging van je lichaam tegen ziekteverwekkers


 

Slide 13 - Diapositive

Afweer
= de verdediging van je lichaam tegen ziekteverwekkers

Niet-specifieke afweer:
  • Huid: talg en andere bacteriën voor bescherming
  • Slijmvliezen in luchtwegen en darmkanaal
  • Maagsap
  • Witte bloedcellen sluiten bacteriën in
 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Specifieke afweer met antistoffen
  1. Ziekteverwekker bevat antigeen
  2. Witte bloedcel reageert door antistoffen te maken
  3. Antistoffen hechten op ziekte verwekker aan antigeen
  4. Ziekte verwekker is onschadelijk

Slide 16 - Diapositive

Natuurlijke immuniteit
= Ontstaat doordat de persoon de ziekte doormaakt

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Kunstmatige immuniteit
Ontstaat door inenting (vaccinatie)
  • Actieve immunisatie: wordt vaccin ingeënt met een dode of verzwakte ziekteverwekker --> persoon vormt zelf antistoffen

  • Passieve immunisatie: wordt serum ingeënt, met een of meer antistoffen --> persoon vormt zelf geen antistoffen

Slide 19 - Diapositive

Immuun
  • Bij eerste infectie met ziekte leren witte bloedcellen de antistoffen te maken
  • Eerste infectie: ziek
  • Tweede infectie: witte bloedcellen maken snel veel antistoffen --> je wordt niet meer ziek = immuun

Slide 20 - Diapositive

Bestrijden ziekteverwekkers

  • Bacteriën: antibiotica

  • Virussen zijn niet te bestrijden, moet je uitzieken

Slide 21 - Diapositive

Kunstmatige immuniteit
Ontstaat door inenting (vaccinatie)
  • Actieve immunisatie: wordt vaccin ingeënt met een dode of verzwakte ziekteverwekker --> persoon vormt zelf antistoffen


Slide 22 - Diapositive

DEZE AFBEELDING ZET IK IN TEAMS!

Slide 23 - Diapositive

13.6 Afweer opdrachten
blz. 138. - 147.
maken: 1, 2, 4, 5, 6, 7

Slide 24 - Diapositive

Kennisvragen

Slide 25 - Diapositive

Wat is het verschil tussen antistoffen en antigenen?
A
Antistoffen zitten op cellen en antigenen herkennen die
B
Antigenen zitten op cellen en antistoffen herkennen die
C
Er is geen verschil: is hetzelfde maar een andere naam

Slide 26 - Quiz

antiserum
vaccin
Natuurlijke passieve immuniteit
Natuurlijke actieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 27 - Question de remorquage

Natuurlijke actieve immuniteit
Natuurlijke passieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit
Chantal krijg een serum tegen een slangenbeet
Maria krijgt de griep.
Max krijgt een vaccinatie tegen DKTP
De baby van Sanne drinkt moedermelk

Slide 28 - Question de remorquage