BK1 Blok 3: Spreken, kijken en luisteren

Spreken, kijken en luisteren
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Spreken, kijken en luisteren

Slide 1 - Diapositive

Terugkijken


  •  je weet dat er verschillende soorten programma's zijn

  •  je weet dat elk programma een eigen publiek heeft (doelgroep)


Vooruitkijken

  •  je leert dat er verschillende luistermanieren zijn
  •  je leert het vervolg van een luisterfragment te voorspellen
  •  je leert (deel)onderwerpen van fragmenten te benoemen
  •  je leert de geloofwaardigheid van fragmenten te beoordelen

Slide 2 - Diapositive

Luistermanieren

Slide 3 - Diapositive

Een gesprek tussen een visser en een agent
  • Agent: Meneer, u bent op heterdaad betrapt op vissen. Dat is hier verboden en dit grapje gaat u twintig euro kosten.
  • Visser: Maar agent, u vergist zich! Ik ben helemaal niet aan het vissen. Ik geef mijn regenworm zwemles.
  • Agent: Nou, laat u mij die regenworm dan maar eens zien.
  • Visser: Kijk, hier is hij. Ziet u wel? Zo aan mijn hengel kan hij niet verdrinken.
  • Agent: Het spijt me, maar nu moet ik u veertig euro boete geven.
  • Visser: Hoezo dat dan?
  • Agent: Die regenworm van u, die heeft geen zwembroek aan. En naaktzwemmen is hier niet toegestaan.


Slide 4 - Diapositive

Op welke manier moet je luisteren om te vertellen waar het verhaaltje over gaat?
A
globaal
B
precies
C
selectief

Slide 5 - Quiz

Op welke manier moet je luisteren hoe vaak het woordje ‘u’ in de tekst wordt genoemd?
A
globaal
B
precies
C
selectief

Slide 6 - Quiz

Onderwerp en deelonderwerpen
Elke tekst, geschreven of gesproken, heeft een ONDERWERP, het gaat ergens over. Meestal kun je het onderwerp in één of enkele woorden zeggen.
Een tekst gaat over een bepaald onderwerp en de alinea’s bespreken de verschillende kanten van dat onderwerp. Die verschillende kanten noemen we de DEELONDERWERPEN.


--> Gaat een tekst bijvoorbeeld over sport, dan kunnen in drie alinea’s hockey, voetbal en tafeltennis besproken worden. Dat zijn dan de deelonderwerpen.

Slide 7 - Diapositive

Bedenk drie deelonderwerpen die horen bij het volgende onderwerp: populaire vakantiebestemmingen in het buitenland.

Slide 8 - Question ouverte

Luister naar het fragment en vul de ontbrekende woorden in.
Het fragment gaat over ... .
Toeristen zoeken op vakantie vaak ... .
Spanje heeft net als de andere Zuid-Europese landen een Middellands Zeeklimaat.
De winters zijn ... en de zomers zijn ... .
Aan ... waait een koel zeewindje.
Costa’s zijn ... .

Slide 9 - Diapositive

Wat is het onderwerp?
Noem het in maximaal drie woorden.

Slide 10 - Question ouverte

Via Marktplaats ben je op zoek naar een gebruikte fiets en maak je een afspraak met de verkoper. Als je bij de verkoper komt, vertelt hij over de fiets. Het is een echte merkfiets, pas twee jaar oud, nooit wat aan kapot geweest, is stevig, roest niet, enzovoort. Dat er een spaak in het voorwiel los zit, vertelt hij niet.
--> Is de spreker geloofwaardig? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Question ouverte

Je bent op zoek naar een nieuwe fiets, maar je weet niet welke je moet kiezen. Je vraagt om informatie bij de Fietsersbond. Deze bond is opgericht voor alle fietsende mensen. Ook heeft de bond een adviesafdeling. De mevrouw aan de telefoon geeft je allerlei tips waar je op moet letten als je een nieuwe fiets koopt.
--> Is de spreker geloofwaardig? Leg je antwoord uit.

Slide 12 - Question ouverte

Vervolg voorspellen

Als je naar een film kijkt, bedenk je vaak al voor jezelf hoe hij verder zal gaan. Op basis van wat je ziet en de informatie die je krijgt, kun je het verloop voorspellen.


Slide 13 - Diapositive

Kijk en luister naar het fragment

Je gaat kijken naar het eerste deel van het fragment. Kijkend naar het eerste deel kun je voorspellen waar het tweede deel over zal gaan.




Slide 14 - Diapositive

Vul aan. Het eerste deel van het fragment gaat over Anne Frank en hoe haar leven verandert als in mei 1940 de oorlog uitbreekt.

Wat erger wordt, is… .

Slide 15 - Question ouverte

Het derde deel van het fragment geeft informatie over het Achterhuis. Hoe werd ervoor gezorgd dat de deur naar het Achterhuis niet ontdekt werd?

Daar werd voor gezorgd door … .

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het onderwerp van het fragment?

Slide 17 - Question ouverte

Noem twee deelonderwerpen.

Twee deelonderwerpen zijn ... en … .

Slide 18 - Question ouverte

Hoe kon je zien wie Joods was?

Je kon zien dat iemand Joods was aan ... .

Slide 19 - Question ouverte

In welke stad staat het Achterhuis?

Slide 20 - Question ouverte

Is dit fragment geloofwaardig? Leg je antwoord uit.

Dit fragment is wel/niet geloofwaardig, want … .

Slide 21 - Question ouverte

Een woord omschrijven

Je kent het vast wel: je bent iets aan het vertellen en je komt niet op een bepaald woord. Om te zorgen dat je gewoon kunt doorpraten en geen stiltes laat vallen, omschrijf je dat woord. Zo kun je toch vertellen wat je kwijt wilt.


Slide 22 - Diapositive

Opdracht
Maak groepjes van twee of drie.
De docent geeft omschrijvingen van woorden en jullie raden die woorden zo snel mogelijk.
Raadt niemand het woord binnen 30 seconden, dan mag een vraag worden gesteld.

Het groepje dat het woord raadt voordat er een vraag is gesteld, krijgt 2 punten. Raadt je groepje het woord na de vraag, dan krijgen jullie 1 punt.

Slide 23 - Diapositive

Opdracht
Maak groepjes van drie.  Nu bedenken jullie zelf elk vijf begrippen om te omschrijven. Ieder van jullie krijgt 5 minuten de tijd; in totaal is het dus 15 minuten.
Houd je aan de volgende regels:
  • Je mag het woord niet zeggen.
  • Je mag geen vertaling van het woord geven.
  • Geef korte omschrijvingen. 
  • Je mag geen plaatjes laten zien of het woord tekenen.

Slide 24 - Diapositive

Gebruik van je stem
Voor een radiopresentator is zijn stem het enige gereedschap dat hij heeft. De luisteraar ziet zijn knipoog of boze gezicht niet. Dj’s zijn daarom heel goed in het vasthouden van de aandacht door variatie aan te brengen in TOONHOOGTE, VOLUME, TEMPO EN INTONATIE van hun stem.

Ook bij een radiocommercial moet de gesproken boodschap goed zijn. Er kan geen product worden getoond, je kunt niets zien, je moet het dus echt alleen hebben van datgene wat er gezegd of gezongen wordt.

Slide 25 - Diapositive

MAAK ZELF EEN RADIOCOMMERCIAL


Je gaat een radiocommercial maken voor een van de producten uit het lijstje.
Schrijf de tekst die je wilt uitspreken eerst helemaal uit. Lees hem daarna hardop voor.

  • Je radiocommercial mag maximaal 25 seconden duren. Praat dus niet te langzaam.
  • Laat geen stiltes vallen.
  • Varieer je toonhoogte, volume, tempo en intonatie.
  • Bedenk hoe je jouw product het beste kan beschrijven: je wilt het verkopen, dus wees positief.
De producten
  • iPod
  • kilometerteller voor op de fiets
  • een zak handsinaasappelen
  • oortjes voor je mobiele telefoon
  • 500 gram kibbeling voor maar €2,50
  • paprikachips met fiches in de zak waarmee je kunt sparen voor een paar skeelers

Slide 26 - Diapositive