Verwijswoorden leerjaar 2

Verwijswoorden leerjaar 2

Goedemorgen allemaal,

Op je tafel leg je klaar: tablet, boek en schrift, pen, bibliotheekboek/leesboek

Lesdoel

Aan het eind van deze les:

-  weet ik wat verwijswoorden zijn

- kan ik de verwijswoorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.

Verwijswoorden

De verwijswoorden deze, die, dit en dat verwijzen naar iets wat eerder genoemd is.

Je kunt de verwijswoorden ook gebruiken om iets aan te wijzen.

Zo gebruik je deze en die

Gebruik bij een de- woord deze en die ( deze en die eindigen op een e)

De stoel , die wij allang hebben is kapot.

De auto, die mijn oom heeft wil ik ook wel

De tent lekt erg, deze is ook al oud.

Zo gebruik je dit en dat

Gebruik bij een het-woord dit en dat.( de woorden dit en dat eindigen op een t)

Het winkeltje, dat verbouwd is gaat open.

Mijn vader heeft een eigen bedrijf. Dat wil ik graag overnemen.

Ik heb een goed boek, dit ga ik gelijk lezen.

Iets aanwijzen 

Je kunt deze, die, dit en dat ook gebruiken om iets aan te wijzen.

Deze en dit gebruik je voor iets wat dichtbij is

Die en dat gebruik je voor iets wat verder weg is.

Aanwijzen

Deze trui is leuk, die vind ik kriebelen

Deze fiets is kapot, ik kies die daar.

Dat huis is niet zo mooi, dit vind ik mooier

Dit boek is leuk, dat boek is erg saai.

Wat doen verwijswoorden?

1. verwijzen naar iets wat eerder is genoemd
2. wijzen iets aan
3. verwijzen naar personen
4. verwijzen naar iets wat eerder genoemd is en kunnen iets aanwijzen

Hoeveel verwijswoorden kennen wij?

1. 4
2. 2
3. 3
4. 5

Welke verwijswoorden kennen wij?

1. deze,die
2. dit, dat
3. de , het, een
4. deze, die, dit en dat

Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?

1. deze,die
2. dit, dat

Wat is het ezelsbruggetje?

1. moet je gewoon weten
2. deze, die eindigen op e
3. niks
4. deze,die beginnen met een d

Welke verwijswoorden gebruik je bij Het-woorden

1. deze, die
2. dit, dat

Wat is het ezelsbruggetje?

1. dit en dat eindigen op een t
2. niks
3. moet je gewoon weten
4. ze beginnen met een d

Welke verwijswoorden gebruik je als je dichtbij iets aanwijst?

1. deze en die
2. dat en dit

Welke verwijswoorden gebruik je als je iets verder weg aanwijst?

1. deze en die
2. dat en dit

Waarnaar verwijst die
De film is saai, die kijk ik niet meer.

1. de film
2. ik
3. saai
4. is

Waarnaar verwijst deze
Ik heb de kast opgeknapt ,daarna heb ik deze verkocht.

1. ik
2. heb
3. daarna
4. de kast

waarnaar verwijst die
Zij heeft een nieuwe jas, die wil ik ook wel.

1. zij
2. een nieuwe jas
3. heeft
4. zij heeft

Waarnaar verwijst dat
Het plan is goedgekeurd. Dat heb ik samen gemaakt.

1. plan
2. het plan is
3. het plan
4. goedgekeurd

Wat heb ik geleerd

Verwijswoorden.....

De- woorden.........

Het-woorden.............