Begrijpend lezen H1- les 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

 Begrijpend lezen 

Verwijswoorden + antecedenten

Verwijswoorden

• In teksten staan woorden die verwijzen naar andere woorden . Een schrijver gebruikt ze om te voorkomen dat hij dezelfde woorden herhaalt, waardoor een tekst saai wordt.

• Verwijswoorden kunnen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin  verwijzen.   

• Verwijswoorden verwijzen bijvoorbeeld naar een persoon, een gebeurtenis of naar een plek.
• Voorbeelden van verwijswoorden: Ik, jij, hij, zij, jullie, wij, het, mijn, jouw, die, dat, dit, deze, toen, daar en hier.

Verwijswoorden

• Laura heeft gisteravond het huiswerk voor Nederlands gemaakt, zodat ze niet bang hoefde te zijn voor mevrouw Willemsen. ('ze' verwijst naar één woord)
  

• Bij een speelgoedwinkel heb ik Hogwarts Legacy en FC24  gekocht, want die waren in de aanbieding. ('die' verwijst naar Hogwarts Legacy en FC24)
  

• Mijn broertje is doorgebroken bij hockeyclub Kampong. Dat vind ik een goede prestatie. ('dat' verwijst naar een hele zin). 
  

Verwijswoorden + antecedenten

Het woord, het woordgroepje of de zin waar het verwijswoord naar verwijst komt letterlijk uit de tekst. Vandaar dat we dit antwoord, dit antecedent citeren.

- Het staat dus tussen aanhalingstekens

- Je zet de regel erbij waar je het antwoord in de tekst hebt gevonden.

Ga naar Op Niveau

Lees tekst 7 op  blz. 198-199

Noteer de volgende antecedenten op slide 8 t/m 14

Waarnaar verwijst het woordje -die- in regel 2?

Waarnaar verwijst het woordje -ze- in regel 15?

Waarnaar verwijst het woordje -hen- in regel 10?

Waarnaar verwijst het woordje -dat- in regel 17?

Waarnaar verwijst het woordje -ze- in regel 18?

Waarnaar verwijst het woordje -hij- in regel 19?

Waarnaar verwijst het woordje -ze- in regel 23?

Waarnaar verwijst het woordje -die- in regel 25?

Maak de vragen op slide 16 t/m 20

Wat is het onderwerp van tekst 7?

Op welke manier trekt de schrijver in de inleiding vooral de aandacht van de lezer?

1. Een anekdote
2. Het onderwerp aankondigen
3. Een vraag stellen
4. De aanleiding vertellen

Hoeveel alinea's heeft de tekst?

1. 4
2. 5
3. 6
4. 7

Bedenk een tussenkopje voor alinea 4.

Is dit een goed slot?
Ja/ nee en licht je antwoord toe.

Einde les 4