Hoofdstuk 2 - Criminaliteitstheorieen & Herhaling eerste hoofdstukken

In gesprek: Dilemma
De rest van je leven schulden of een overval plegen?

Bespreek dit dilemma in groepjes van 3/4
5 minuten
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

In gesprek: Dilemma
De rest van je leven schulden of een overval plegen?

Bespreek dit dilemma in groepjes van 3/4
5 minuten

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Lombroso (19e eeuw)

Slide 3 - Diapositive

Sociobiologisch theorie
Deze theorie stelt dat criminelen lichamelijk of geestelijke aanleg hebben voor criminaliteit. Het zit in je DNA, maar ook je omgeving is van invloed. 

Slide 4 - Diapositive

Aangeleerd gedragstheorie
Pleger van misdrijven verschillen niet echt van andere mensen.

 Ze hebben dezelfde doelen, maar hebben crimineel gedrag aangeleerd gekregen, door invloed van vrienden of familie.

Slide 5 - Diapositive

Rationele-keuze theorie
Deze theorie gaat ervan uit dat iedereen in elke situatie de meest gunstige situatie voor zichzelf kiest.

Denk aan de overweging bij de zelfscan. 
Niet scannen = Gratis
Niet scannen = Risico op gepakt worden

Slide 6 - Diapositive

Zelfcontroletheorie
Deze theorie gaat ervan uit dat criminelen in hun jeugd nooit zelfbeheersing hebben geleerd of grenzen stellen. 
Dat doen ze ook in het volwassen leven niet en daardoor crimineel gedrag.

Slide 7 - Diapositive

Bindingstheorie
Deze theorie verklaart waarom mensen niet crimineel worden:

Hoe meer bindingen met familie en vrienden en omgeving, des te kleiner de kans dat iemand de fout in gaat, want sociale controle.

Slide 8 - Diapositive

Anomietheorie
Deze theorie gaat ervan uit dat criminelen mensen zijn die  grote doelen wil bereiken, maar niet de gebruikelijke middelen hebben om die te bereiken.

Ik wil een dure auto, maar heb geen werk. Oplossing is criminaliteit.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Als mijn broer of zus crimineel zou zijn, zou ik niet meer met hem of haar om willen gaan.
A
Mee eens Rechts
B
Niet mee eens Links

Slide 11 - Quiz

De doodstraf vind ik een goede straf voor zware misdadigers.
A
Mee eens Rechts
B
Niet mee eens Links

Slide 12 - Quiz

Eens een dief altijd een dief
A
Mee eens Rechts
B
Niet mee eens Links

Slide 13 - Quiz

Maken werkboek
Opdracht 15 & 16 van pagina 42 

Slide 14 - Diapositive

Leg uit wat de term 'rechtsstaat' inhoudt:

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Vidéo

Grondrechten kun je verdelen in klassieke grondrechten en sociale grondrechte.
Wat is het kenmerkende belangrijkste verschil?

Slide 17 - Question ouverte

Het Nederlandse recht maakt onderscheid tussen het publiekrecht en privaatrecht.
Wie staat tegenover wie in een rechtszaak in het publiekrecht?

Slide 18 - Question ouverte


De milieuactivisten zijn hier de:
A
Gedaagden
B
Eisers

Slide 19 - Quiz

Regering en parlement behoren tot de wetgevende macht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

De Tweede Kamer maakt deel uit van de uitvoerende macht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Als de officier van justitie een zaak seponeert, dan:
A
Mag de verdachte de zaak thuis afwachten
B
Wordt de verdachte niet langer vervolgd.
C
sluit de officier van justitie een soort deal met de verdachte
D
Wordt de verdachte vrijgesproken door de rechter

Slide 22 - Quiz

De officier van justitie heeft onvoldoende bewijs gevonden tegen een inbreker. Hij zal vrijwel zeker:
A
De zaak naar de rechter sturen
B
De verdachte vrijspreken
C
De zaak seponeren
D
De verdachte een boete opleggen

Slide 23 - Quiz

Bij uitlokking verleidt de politie een verdachte tot het plegen van een misdrijf.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 24 - Quiz

Een argument tegen juryrechtspraak is dat juryleden deskundigheid missen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz