Herhaling stevigheid beweging duurzaam 3m

Herhaling stevigheid beweging duurzaam 3m
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herhaling stevigheid beweging duurzaam 3m

Slide 1 - Diapositive

De longen liggen in de borstkas.
Welke functie staat beschreven in de zin hierboven?
A
Vorm
B
Beweging
C
Bescherming
D
Stevigheid

Slide 2 - Quiz

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven: Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
A
Stevigheid
B
Vorm
C
Beschermen
D
Bewegen

Slide 3 - Quiz

Ons skelet is gebouwd voor vorm, stevigheid, bescherming en beweging. Wat zorgt ervoor dat onze botten kunnen bewegen?
A
Pezen
B
Spieren
C
Gewrichten
D
Botten

Slide 4 - Quiz

Wat is de functie van rood beenmerg?
A
Stevigheid geven
B
Bloedcellen maken
C
Vet opslaan
D
Beweging mogelijk maken

Slide 5 - Quiz

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 6 - Quiz

Een spier zit aan het bot vast met..
A
De spierschede
B
de pezen
C
de spiervezels
D
het spiervlies

Slide 7 - Quiz

Hoe heet spier 1?
Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier Nr 2=armbuigspier

Slide 8 - Quiz

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 9 - Quiz

antagonisten zijn spieren die
A
samenwerken
B
tegengesteld werken
C
afzonderlijk van elkaar werken

Slide 10 - Quiz

Een functie van een pees is aanhechting van een spier aan het bot
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Hoe noem je spieren met tegengestelde werking?
A
Synergisten
B
Agonisten
C
Syngonisten
D
Antagonisten

Slide 12 - Quiz


Als deze spieren aanspannen
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gebeurt er niets in de pols
D
gaat de pols draaien

Slide 13 - Quiz


In de afbeelding hiernaast zijn de beenderen en enkele spieren in de achterpoot van een kikker schematisch getekend.
Welke van de getekende spieren zijn antagonisten van elkaar?
A
alleen de spieren 1 en 2 zijn antagonisten van elkaar
B
alleen de spieren 2 en 4 zijn antagonisten van elkaar
C
de spieren 1 en 2 zijn antagonisten van elkaar en de spieren 3 en 4 zijn antagonisten van elkaar
D
de spieren 1 en 3 zijn antagonisten van elkaar en de spieren 2 en 4 zijn antagonisten van elkaar

Slide 14 - Quiz



Een van de veelvoorkomende blessures aan je botten zijn botbreuken. Je ziet hier een botbreuk bij een wielrenner. Welk bot is hier gebroken?
A
Opperarmbeen
B
Sleutelbeen
C
Schouderblad
D
Rib

Slide 15 - Quiz

Welk bot is het bot dat roodgekleurd is?
A
Ellepijp
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Spaakbeen

Slide 16 - Quiz


Van welke botten heeft deze persoon last (roodgekleurde botten)
A
bekkengordel
B
borstwervels
C
halswervels
D
lendenwervels

Slide 17 - Quiz

Welk botten zijn gebroken?
A
Handwortelbeentjes
B
Middenhandsbeentjes
C
Vingerkootjes

Slide 18 - Quiz

Welk bot is dit?
A
Sleutelbeen
B
Ribben
C
Heiligbeen
D
Schouderblad

Slide 19 - Quiz

Welk bot is dit?
A
Middenvoetsbeentjes
B
Hakbeen
C
Hielbeen
D
Voetbeen

Slide 20 - Quiz

In welke bot of welke botten kun je geel beenmerg vinden?
A
Platte beenderen
B
Pijpbeenderen
C
Zowel platte beenderen als pijpbeenderen

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding een vleermuis.
Het rood gemaakte bot; welk
bot is dit bij de mens?

A
ellepijp
B
spaakbeen
C
opperarmbeen
D
schouderblad

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is een bot
te zien. Welk bot?
A
Heupbeen
B
Schouderblad
C
Hielbeen
D
Heiligbeen

Slide 23 - Quiz

Eén bot in deze arm is blauw gekleurd.
Welk bot is dat?

A
opperarmbeen
B
handwortelbeentjes
C
ellepijp
D
spaakbeen

Slide 24 - Quiz

Welke botblessure zie je hier?
A
Botbreuk
B
Ontwrichting
C
Verstuiking

Slide 25 - Quiz

Hoe kun je RSI oplopen?
A
Door bij een val verkeerd op je arm terecht te komen
B
Door een stoot, een stomp of een trap
C
Door lange tijd steeds dezelfde beweging te maken
D
Door een te sterke inspanning of een plotselinge beweging

Slide 26 - Quiz

Aardgas en olie raken op. Dit is milieu....................
A
aantasting
B
uitputting
C
vervuiling
D
belasting

Slide 27 - Quiz

Drie manieren waarop de mens afhankelijk is van het milieu, zijn:
1 Het milieu levert grondstoffen.
2 Het milieu levert voedsel.
3 Het milieu levert zuurstof.
Bij welke van deze manieren spelen planten een rol?
A
Alleen 1 en 2
B
Alleen 1 en 3
C
Alleen 2 en 3
D
Bij 1, 2 en 3

Slide 28 - Quiz

Debby zegt dat de mens voor grondstoffen afhankelijk is van het milieu.
Jack zegt dat het milieu belangrijk is als plaats voor recreatie
A
alleen Debby heeft gelijk
B
Debby en Jack hebben geen gelijk
C
alleen Jack heeft gelijk
D
Debby en Jack hebben beiden gelijk

Slide 29 - Quiz

De mens is van het milieu afhankelijk, onder andere doordat het milieu grondstoffen en zuurstof levert.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Te veel stoffen uit het milieu halen noemen we...
A
Aantasting
B
Uitputting
C
Vervuiling

Slide 31 - Quiz

Bioaccumulatie is
A
Het ongevoelig worden van een organismen voor een bestrijdingsmiddel
B
Grote groep organismen dat een voedingsgewas aantast
C
Het ophopen van bestrijdingsmiddelen in de voedselketen
D
Stoffen die worden gebruikt om organismen te bestrijden

Slide 32 - Quiz

Bij bioaccumulatie hebben organismen aan het begin van een voedselketen het meeste last van de bestrijdingsmiddelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Ongevoeligheid van een organisme voor een bestrijdingsmiddel
A
Resistentie
B
Selectieve bestrijdingsmiddelen
C
Pesticiden
D
niet-selectieve bestrijdingsmiddelen

Slide 34 - Quiz

Ciska zegt: "Het is een voordeel dat bestrijdingsmiddelen effectief zijn."
Stuart zegt: "Het is een voordeel dat bestrijdingsmiddelen niet-selectief zijn."
Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Ciska
B
Alleen Stuart
C
Beiden
D
Allebei niet

Slide 35 - Quiz

Tijd die over is:
Zelfstandig leren voor de toets
Vragen stellen

Slide 36 - Diapositive