examentraining stevigheid en beweging twee lessen

1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Spieren en pezen

Slide 27 - Diapositive

Spieren
Korter en dikker worden of ontspannen.

Antagonisten

Slide 28 - Diapositive

Pezen
Rekken niet mee.
Zitten vast aan botten en aan de spieren.


Slide 29 - Diapositive

Extra vragen 
EXAMENTRAINING 

Slide 30 - Diapositive

Welke stelling is waar: De botten van een bejaarde hebben minder lijmstof dan de botten van een baby.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz

Als deze stof uit het bot verdwijnt, dan wordt het bot veel te buigzaam
A
kalkzouten
B
lijmstof
C
water
D
bloed

Slide 32 - Quiz

Welk bot is het bot dat roodgekleurd is?
A
Ellepijp
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Spaakbeen

Slide 33 - Quiz

Het skelet bestaat uit botten. Een ander woord voor botten is _____________.
A
Ruggengraat
B
Beenderen
C
Benen
D
Schedel

Slide 34 - Quiz


Een van de veelvoorkomende blessures aan je botten zijn botbreuken. Je ziet hier een botbreuk bij een wielrenner. Welk bot is hier gebroken?
A
Opperarmbeen
B
Sleutelbeen
C
Schouderblad
D
Rib

Slide 35 - Quiz


Van welke botten heeft deze persoon last (roodgekleurde botten)
A
bekkengordel
B
borstwervels
C
halswervels
D
lendenwervels

Slide 36 - Quiz

Armen en benen hebben vergelijkbare botten.
Welk bot(ten) uit het been heeft/hebben geen vergelijkbaar bot in de arm?
A
De knieschijf
B
Het hielbeen
C
De knieschijf en het hielbeen

Slide 37 - Quiz

zoutzuur verwijdert het kalk uit het bot. Het bot is dan ....?
A
breekbaar
B
buigzaam

Slide 38 - Quiz

Gewricht: welk nummer geeft de gewrichtskogel aan?
A
nummer 1
B
nummer 3
C
nummer 5
D
nummer 6

Slide 39 - Quiz

Is de volgende zin juist of onjuist:
"Gewrichtssmeer zorgt ervoor dat de gewrichtskogel in de gewrichtskom blijft zitten."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Welk onderdeel van het gewricht maakt gewrichtssmeer aan?
A
gewrichtskom
B
kraakbeen
C
gewrichtsband
D
gewrichtskapsel

Slide 41 - Quiz

Wat is de functie van het kraakbeen op de gewrichtskom en de gewrichtskogel?
A
De botten buigzaam houden.
B
De botten op de juiste plek houden.
C
Slijtage aan het gewricht voorkomen

Slide 42 - Quiz


Hieronder staan een aantal onderdelen van een gewricht.
  1. Gewrichtskapsel
  2. Gewrichtssmeer
  3. Kraakbeenlaagje
  4. Kapselband
Welk onderdeel of welke onderdelen van een gewricht zorgen voor een soepele beweging? 
A
Onderdeel 2
B
Onderdeel 1 en 4
C
Onderdeel 2 en 3
D
Onderdeel 1, 2 en 3

Slide 43 - Quiz

Door welk deel van het een gewricht wordt gewrichtssmeer gemaakt?
A
Gewrichtsbanden
B
Gewrichtskapsel
C
Gewrichtsknobbel
D
Kraakbeen

Slide 44 - Quiz

Er zijn drie soorten gewrichten noem de drie soorten en geef daarbij een voorbeeld.

Slide 45 - Question ouverte

Als je een spier samentrekt, wordt de spier....
A
korter en dikker
B
langer en dunner
C
korter en dunner
D
langer en dikker

Slide 46 - Quiz

Mieke zegt: 'ik heb een spier die nooit moe wordt'. Kan dit? Zo ja: Wat voor een spier is dit?
A
Nee, spieren worden op een bepaald moment moe
B
Ja, dit is een hartspier
C
Nee, dit komt alleen bij insecten voor
D
Ja, dit is een skeletspier

Slide 47 - Quiz

Hoe noem je de spier die de tegenovergestelde beweging van een spier maakt?
A
Antagonist
B
Antibiotica
C
Anorganisch
D
Anarchist

Slide 48 - Quiz

Wat is de functie van een pees?
A
Beschermt de spier tegen beschadiging
B
Zorgt dat de spier niet uit elkaar valt
C
Aanspannen en ontspannen van de spier
D
Houdt de spier aan het bot vast

Slide 49 - Quiz

§2.3
Wat is de buigspier?
Wat is de pees?
A
Buigspier = 1 Pees = 3
B
Buigspier = 1 Pees = 2
C
Buigspier = 2 Pees = 3
D
Buigspier = 2 Pees = 1

Slide 50 - Quiz

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven: Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
A
Stevigheid
B
Vorm
C
Beschermen
D
Bewegen

Slide 51 - Quiz

Wat is geen functie van het skelet?
A
Stevigheid
B
Bescherming tegen bacteriën
C
Maken van rode bloedcellen
D
Zorgen voor de vorm van het lichaam

Slide 52 - Quiz