1.7/1.8 herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Herhalingsles 1.7 - 1.8

Planning 

• Herhaling grammatica 1.7
  
• Herhaling spelling 1.8
  

Grammatica

Welke 2 manieren zijn er om de pv te vinden?

1.7 Persoonsvorm tijdproef 

1. Zet de zin in de andere tijd (tijdproef). 

2. Het woord dat verandert is de pv.

Ik loop naar school.

Ik liep naar school.

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Zet de volgende zin in de v.t.
Ik zal naar huis lopen.

Zet de volgende zin in de v.t. en m.v.
Mijn trainer beslist wie er mee doet.

Wat is de pv?
Wie geeft Jona een bloem?

1. Wie
2. geeft
3. Jona
4. een bloem?

Wat is de pv in de volgende zin:
Gaan we leren?

Hoe kan jij nog sporten?
PV=

1. Hoe
2. kan
3. jij
4. sporten?

De oude man liegt.
PV=

1. De
2. oude
3. man
4. liegt?

Vind jij hem ook zo aardig?
O=

1. Vind
2. jij
3. hem
4. aardig?

HET ONDERWERP (O)

Onderwerp:

1. WIE/WAT + GEZEGDE

2. De getalsproef 

Voorbeeld:

De man is naar de winkel gegaan.

Vraag: wie/wat is gegaan?

Antwoord: De man

Wat is het o in de volgende zin?

Waar ga je naartoe?

1. Waar
2. ga
3. je
4. naartoe?

Zinsdelen

Het onderwerp [o] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.

ow | pv | vorige week | een film | gekeken.

Je kunt de vragen wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe stellen om zinsdelen te kunnen maken.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?

De boze man en blije vrouw lachen hard.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Spelling

1.8 uitleg

persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 3 vormen

1. ik-vorm:      ik geloof, ik raad, ik vind                

2. hij-vorm:   ik-vorm + t      

   (hij/zij/jij/het)

3. wij-vorm:   hele werkwoord (infinitief)

  (jullie/wij/zij)

Bij twijfel: controleer met 'loop'

hij pest,  zij gelooft, het gebeurt,  jij vindt

wij pesten,  zij vertellen, jullie geloven

LET OP!

Hij-vorm wedden

Ik-vorm wijzen

1.8 stam 

De stam is het hele werkwoord zonder -en. 

De stam van het werkwoord brengen is breng en de stam van het werkwoord koken is kok. 

Je zegt wel: ik breng, maar niet ik kok. Dus let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters:

Hele ww:                 Stam -en:       Ik vorm:

brengen                  breng               ik breng

koken                       kok                   ik kook

stoppen                   stopp               ik stop

 

Stam bellen

Hij (zijn)

Onregelmatige werkwoorden

Ik (kunnen)

Ik ben. Wij.......

Leestekens

Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.

• punt (gewone zin): De deelnemers persenteren hun act.
• vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
• uitroepteken (uitroep): Doe je best!
• komma: - waar je even rust hebt (pauze) en tussen twee ww die niet bij elkaar horen. Maar ook bij een opsomming.

Plaats de juiste hoofdletters en leestekens:
pas eens op

Hoe eindig je deze zin:
Speel je gitaar

1. Speel je gitaar?
2. Speel je gitaar!
3. Speel je gitaar.

Tijd over?

• Overhoor elkaar met de dicteewoorden (1.8)
• NUMO sprongtoetsen (spelling, grammatica en lezen)
  
• Test jezelf 1.7 en 1.8
  
• Versterk jezelf!