Meewerkend voorwerp II

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
1 / 31
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?

Slide 1 - Question ouverte

Een meewerkend voorwerp...
A
… begint altijd met een voorzetsel.
B
… begint nooit met een voorzetsel.
C
… kan met een voorzetsel beginnen, maar dat hoeft niet.
D
… geen idee wat dat is.

Slide 2 - Quiz

Welke vragen heb je over het meewerkend voorwerp of over
H5 Grammatica zinsdelen?

Slide 3 - Question ouverte

De diëtist gaf de coronapatiënt tijdens zijn herstel 
melk en yoghurt te eten.
pv
wg
ow
lv
mv
De diëtist
gaf
de coronapatiënt
tijdens zijn herstel
melk en yoghurt
te eten

Slide 4 - Question de remorquage

Stappenplan: zinsdelen
  1. pv: tijdproef of getalproef
  2. wg: staan er andere werkwoorden in de zin?
  3. zinsdelen: welke delen passen in z'n geheel voor de pv?
  4. ow: wie/wat + pv (of wg)?
  5. lv: wie/wat + wg + ow?
  6. mv: aan/voor wie (of wat) + wg + ow + lv?

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 1
H5 Grammatica zinsdelen
(NN, p. 156-157)

Slide 6 - Diapositive

Alle aanwezigen zongen voor de jarige 
een vrolijk welkomstlied.
pv
wg
ow
lv
mv
Alle aanwezigen
zongen
voor de jarige
een vrolijk welkomstlied

Slide 7 - Question de remorquage

De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging
jaarlijks subsidie.
pv
wg
ow
lv
mv
De stad Amersfoort
doneert
de speeltuin-
vereniging
subsidie

Slide 8 - Question de remorquage

Zal de oud-kampioen vanavond de nieuwe winnaar
een medaille opspelden?
pv
wg
ow
lv
mv
Zal
de oud-kampioen
de nieuwe winnaar
een medaille
opspelden

Slide 9 - Question de remorquage

Elke woensdag geeft Nienke 
de plantjes op haar kamer water.
pv
wg
ow
lv
mv
geeft
Nienke
de plantjes op haar kamer
water

Slide 10 - Question de remorquage

Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?
pv
wg
ow
lv
mv
Wie
zal
jullie
dit voorstel
gaan toelichten

Slide 11 - Question de remorquage

Opdracht 2
H5 Grammatica zinsdelen
(NN, p. 157)

Slide 12 - Diapositive

Julius schreef lange liefdesbrieven aan Ellen
tijdens de kerstvakantie.
pv
wg
ow
lv
mv
Julius
schreef
lange liefdesbrieven
aan Ellen
tijdens de kerstvakantie

Slide 13 - Question de remorquage

De presentator kondigde het publiek op hilarische wijze de quiz aan.
pv
wg
ow
lv
mv
De presentator
kondigde
het publiek
op hilarische wijze
de quiz
aan

Slide 14 - Question de remorquage

Met zijn griezelige masker liet Pieter Mees enorm schrikken.
pv
wg
ow
lv
mv
Met zijn griezelige masker
liet
Pieter
Mees
enorm
schrikken

Slide 15 - Question de remorquage

De recensies beloven de bioscoopgangers 
een ontroerende film.
pv
wg
ow
lv
mv
De recensies
beloven
de bioscoopgangers
een ontroerende film

Slide 16 - Question de remorquage

Op de kermis worden de kinderen 
een hele middag vermaakt.
pv
wg
ow
lv
mv
Op de kermis
worden
de kinderen
een hele middag
vermaakt

Slide 17 - Question de remorquage

De winkelier stond voor zijn toonbank
een verkoopgesprek te voeren.
pv
wg
ow
lv
mv
De winkelier
stond
voor zijn toonbank
een verkoopgesprek
te voeren

Slide 18 - Question de remorquage

Opdracht 3
H5 Grammatica zinsdelen
(NN, p. 157)

Slide 19 - Diapositive

Maak met het zinsdeel 'het pasgeboren girafje' drie zinnen:
het zinsdeel is bij 1. ow; 2. lv; 3. mv.

Slide 20 - Question ouverte

Toelichting
1. ow: 'het pasgeboren girafje' doet, is of heeft iets.
Het pasgeboren girafje zette al snel zijn eerste stapjes.
2. lv: 'het pasgeboren girafje' ondergaat iets.
De dierenarts schoot het pasgeboren girafje in de nek met een verdovingspijltje.
3. mv: iets/iemand geeft 'het pasgeboren girafje' iets.
De moedergiraf geeft het pasgeboren girafje blaadjes te eten.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 4
H5 Grammatica zinsdelen
(NN, p. 157)

Slide 22 - Diapositive

Maak een zin met de volgende zinsdelen (in de gegeven volgorde):
ow - pv/wg - mv - lv -wg.

Slide 23 - Question ouverte

H5 Grammatica woordsoorten
NN, p. 158-159

Slide 24 - Diapositive

woordsoorten

Slide 25 - Carte mentale

Voorzetsels
  • Op de basisschool: kast- en feestwoorden
  • Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd, reden of oorzaak aan.
  • Een voorzetsel staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord.
  • Als een voorzetsel áchter een zelfstandig naamwoord staat, geeft het vaak een richting aan.
  • Let op: delen van scheidbare werkwoorden noem je geen vz.

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 1
H5 Grammatica woordsoorten
(NN, p. 158)

Slide 27 - Diapositive

Opdracht 1 (p. 158)
Onderstreep de voorzetsels in de zin.

Voorbeeldzin (uit de lead van een artikel op www.ad.nl):
Michael Frank (53) is intensivist op de ic van het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht en geeft dagelijks een inkijkje in zijn werk.

Slide 28 - Diapositive

Opdracht 2
H5 Grammatica woordsoorten
(NN, p. 158-159)

Slide 29 - Diapositive

Welke drie voorzetsels zou je in zin a invullen? Geef ze in de juiste volgorde.

Slide 30 - Question ouverte

Opdracht 2 (p. 158-159)
a. Sommige mensen verdiepen zich ... hun vakantie ... de cultuur ... het land.

1. Sommige mensen verdiepen zich tijdens hun vakantie in de cultuur van het land.
2. zich verdiepen in (iets)
3. -

Slide 31 - Diapositive