introductie

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 6

Nieuwe docenten

Nienke Trap-donderdag 11.00-11.45

Livia Schaperkotter-woensdag 8.30-9.45

Lezen op woensdag: neem een leesboek mee!

Grammatica beide dagen

luisteren, lezen, schrijven, spreken op beide dagen

Oude regels

Laptop, schrift, pen en potlood

We openen de laptop pas als dit nodig is

Geen mobieltjes en koptelefoons

Final phase unit

Formative practise for listening, speaking, writing and reading so we can create 2 levels in the group for Term 3

Nienke Trap

Dutch LA teacher MYP3/5

• Getrouwd met Gavin, twee kinderen
• Josie (14 jr) en Donovan (11 jr)
• Yogadocent en journalist
• Hobby's: yoga, hardlopen
• Ik woon vlakbij Haarlem

• Huisdieren: twee katten,
  Bamboe en Coco 
• Doel: leerlingen motiveren om Nederlands
  te leren door verbinding te zoeken met de 
  Nederlandse cultuur en maatschappij

Task: stel jezelf voor

-Vertel waar je woont 

-je familie en huisdieren

-Hoe lang woon je in Nederland

-hobby's

-Wat is je beste of slechtste evaring met de NL taal?

-Wat doe je over 5 jaar?

-gebruik foto's en plaatjes, 2 slides max

Quiz

Quiz with a mix of subject to give us an impression of your level of Dutch grammar.

Piet leest een boek.

Which word is the subject?

1. een boek
2. een
3. leest
4. Piet

Which word is the verb in the sentence?
Josef loopt buiten.

1. Josef
2. loopt
3. buiten.

____ woon je?

1. waar
2. wat
3. wie
4. waarom

____huil je?

1. wie
2. waarom
3. waar
4. hoe

____begint de vakantie?

1. hoe
2. wanneer
3. wie
4. waar

Zwemt jij in het zwembad?

1. goed
2. fout

Lees jij een boek?

1. goed
2. fout

Who is married to an opa?

1. de tante
2. de oma
3. de zus
4. de broer

Which word means date of birth?

1. stiefmoeder
2. broer
3. geboorteplaats
4. geboortedatum

Ze eten een broodje.

Wat is 'eten'?

1. the verb
2. the subject

Het broodje is goedkoop.

Wat is 'is'?

1. the verb
2. the subject

Het broodje is gezond.

Wat is 'het broodje'?

1. the verb
2. the subject

Welke zin is goed?
Which sentence is correct?

1. Ik morgen ga naar huis
2. Ik ga morgen naar huis
3. Morgen ik ga naar huis
4. Naar huis ik ga morgen

Welke zin is fout?
Which sentence is wrong?

1. Gisteren fietste ik met mijn broer
2. Gisteren ik fietste met mijn broer
3. Ik fietste gisteren met mijn broer

Wat zijn lidwoorden? What are articles?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

What words are nouns? Welke woorden zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het, een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, bal
4. lopen, werken, denken

What words are adjectives? Welke woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het, een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, bal
4. lopen, werken, denken

Welke zin is goed? What sentence is correct?

1. het lieve kind
2. de lieve kind
3. een lieve kind
4. de lief kind

10-15 min

Werk aan de opdracht. Als je klaar bent, stuur je de slides via e-mail naar [e-mail] en [e-mail]