havo 4-Kap3-31-1-uitleg-2env-Persoonl-voornaamw-ein-Gruppe-oefenen

Lernziele heute:  
Grammatik:
- Ich kann de Präpositionen mit Genitiv (tweede naamval) benutzen (= voorzetsels met tweede nv.) 
- Ich weiß, was ein Personalpronomen und Possessivpronomen ist (=verschil persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord) 

Ich sehe dein Gesicht.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Lernziele heute:  
Grammatik:
- Ich kann de Präpositionen mit Genitiv (tweede naamval) benutzen (= voorzetsels met tweede nv.) 
- Ich weiß, was ein Personalpronomen und Possessivpronomen ist (=verschil persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord) 

Ich sehe dein Gesicht.

Slide 1 - Diapositive

welke voorzetsels kennen jullie met welke naamval?

Slide 2 - Question ouverte

Nog een keer: de naamvallen en de uitgangen...

Slide 3 - Diapositive

Wat is ook ook alweer de tweede naamval?

Slide 4 - Question ouverte

De tweede naamval drukt uit dat twee personen of zaken bij elkaar horen. In het Nederlands gebruiken we dan meestal van. Bijvoorbeeld:

de auto van mijn zus  -  das Auto meiner Schwester

Slide 5 - Diapositive


Er zijn ook voorzetsels met de tweede naamval!


Slide 6 - Diapositive

 = Seite 148

Slide 7 - Diapositive

infolge, trotz, während, wegen, außerhalb, innerhalb

Slide 8 - Diapositive

infolge, trotz, während, wegen, außerhalb, innerhalb

Slide 9 - Diapositive

Trotz ___ Wetter___ (o) fährt er noch mit dem Auto weg
A
des Wetteres
B
des Wetters
C
dem Wetters
D
den Wetters

Slide 10 - Quiz

Innerhalb ___ Schule (v) darf nicht geraucht werden.
A
der
B
des
C
das
D
den

Slide 11 - Quiz

Wegen ____ Unfall__
(m) ist die Straße gesperrt.
A
des Unfalles
B
des Unfalls
C
der
D
den

Slide 12 - Quiz

- Ich kann de Präpositionen mit Genitiv (tweede naamval) benutzen (= voorzetsels met tweede nv.)
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Sondage

Slide 14 - Vidéo

Maak een (eigen) zin met een voorzetsel met de tweede naamval

Slide 15 - Question ouverte

Grammatik:
- Ich weiß, was ein Personalpronomen und Possessivpronomen ist (=verschil persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord) 

Ich sehe dein Gesicht.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Geen 2e naamval :)

Slide 18 - Diapositive

Maak een (eigen) zin met een persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Maak een (eigen) zin met een bezittelijk voornaamwoord

Slide 21 - Question ouverte

Let op!
Een bezittelijk voornaamwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord: mein Haus - Ihre Tasche - dein Fahrrad...

Een persoonlijk voornaamwoord nooit!

Slide 22 - Diapositive

Ich habe (jou) gesehen.
Wat moet ik invullen?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz

Ich habe (jou) gesehen.
Wat moet ik invullen?
A
du
B
dir
C
dich
D
dein

Slide 24 - Quiz

Hast du (mijn) Fahrrad gesehen?
Wat moet ik invullen?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 25 - Quiz

Hast du (mijn) Fahrrad gesehen?
Wat moet ik invullen?
A
mich
B
mir
C
meines
D
mein

Slide 26 - Quiz

(jullie) habe ich lange nicht mehr gesehen.
Wat moet ik invullen?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Quiz

(jullie) habe ich lange nichtmer gesehen.
Wat moet ik invullen?
A
ihr
B
euch
C
euer
D
euere

Slide 28 - Quiz

(uw) Auto (o) ist groß.
Wat moet ik invullen?
A
Ihr
B
Sie
C
Ihrem
D
Ihres

Slide 29 - Quiz

- Ich weiß, was ein Personalpronomen und Possessivpronomen ist (=verschil persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord)
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage