Herhalingsweek SE1

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Herhalingsles SE1

Welkom bij Maatschappijwetenschappen!

Zet de tafels in een U-vorm, zoek een plekje en pak je boeken en je schrift, we gaan zo beginnen.

Wat doen we deze les?

Dagprogramma

• Inloggen LessonUp (5 min)
• Check-in (5 min)
• Herhaling H1: Vorming (20 min)
• Herhaling H2: Binding (20 min)
• Pauze (5 min)
• Herhaling H3 (20 min)
• Laatste tips!

Wat leer ik deze les?

Lesdoelen

Ik herhaal de stof van H1, met de focus op het kennen van:

• de verschillende aspecten van identiteit, en het KC Identiteit
  
• wat socialisatie is en hoe dit tot stand komt, en het KC socialisatie
  
• verschillende elementen van cultuur, en het KC cultuur
  
• verschillende soorten culturen en hoe mensen culturen aanleren
  
• de functies van socialisatie, en het KC socialisatie.

Ik weet waar ik nog extra aandacht aan kan besteden qua leerstof.

Hoe veel zin heb je in vakantie?

😒🙁😐🙂😃

Dit komt in mij op als ik aan de toetsweek denk...

Welk cijfer denk je dat je haalt voor SE1?

-1100

HC: Vorming

Het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.

Flashcard!

0

Dit week ik nog over het vormingsvraagstuk... (woorden/(kern)concepten)

KC: Identiteit

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon. Het is afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar hij/zij wel of juist niet deel van uitmaakt.

Flashcard!

Welke soorten identiteit onderscheiden we?

Socialisatie

Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.

Flashcard!

Functies socialisatie:

1. Continuering van een cultuur.
2. Verandering van een cultuur.
3. Identificatie van het individu met de groep.
4. Identiteitsontwikkeling van het individu.
5. Gedragsregulatie van het individu.

Dit is de definitie van het KC Cultuur:

Cultuur

Het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

Flashcard!

Cultuurelementen

Materiële cultuurelementen

• zichtbaar
• kleding, voedsel, architectuur, kunst, inrichting van het landschap, sport

Immateriële cultuurelementen

• niet zichtbaar
• taal, godsdienst, gewoonten, gebruiken, opvattingen

Vormen van cultuur

• Dominante cultuur: de cultuur van de groep in de samenleving met de invloedrijkste  politieke of economische positie 
    
• Subcultuur:  levensstijlen die deels overlappen met de dominante cultuur, maar er ook deels van afwijken.

Tegencultuur

Mensen die een tegencultuur vormen kunnen zich geweldloos of gewelddadig verzetten tegen de dominante cultuur.

Acculturatie

Het aanleren van en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid.

Flashcard!

Hoe noemen we het aanleren van de cultuur waarin een mens wél opgroeit?

HC: Binding

Het hoofdconcept Binding verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheid tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.

Flashcard!

Cultuur

Het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

Flashcard!

KC: Groepsvorming

Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Flashcard!

Over wek kernconcept gaat het hier?

nos.nl

Sociale cohesie

Sociale cohesie is het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.

Sociale institutie

Sociale institutie is een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

Flashcard!

In spreektaal?

Wat is een voorbeeld van een sociale institutie?

Dimensies van Hofstede

Dimensies / Niveau's	Micro	Meso	Macro
Machtsafstand
Individualistisch vs Collectivistisch
Masculien vs Feminien
Onderzekerheidsvermijding
Termijngerichtheid
Hedonisme vs Soberheid

Pauze

in grote lijnen de stof van H3, namelijk:

• wat sociale ongelijkheid is
• hoe macht en dwang van elkaar verschillen en hoe ze relateren
• wat gezag is
• de tegenpolen samenwerking en conflict te begrijpen

Ik herhaal...

Wat leerde ik dit hoofdstuk?

HC: Verhouding

De manier waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manie waarop samenlevingen vormgeven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar de onderlinge betrekkingen tussen staten.

Flashcard!

pagina 47

KERNCONCEPT Sociale ongelijkheid 

Een situatie waarin                       tussen mensen in al dan niet                         kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke               en leiden tot een ongelijke                    van schaarse en hooggewaardeerde            , van waardering en                                            .

verschillen

aangeboren

zaken

verdeling

positie

behandeling

KC: Sociale ongelijkheid

Sociale ongelijkheid is een situatie waarin verschillen tussen mensen, al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en die leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaarde zaken, van waardering en behandeling.

Flashcard!

pagina 47

Welke groepen in NL krijgen te maken met sociale ongelijkheid?

KC: Macht

Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de mogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

Flashcard!

Welke vier machtsbronnen zijn er?

Vier machtsbronnen

1. Affectieve machtsbronnen: gevoel en emoties
2. Cognitieve machtsbronnen: kennis
3. Economische machtsbronnen: geld
4. Politieke machtsbronnen: politieke machtsdragers

KC: Gezag

Gezag is macht die als legitiem wordt beschouwd.

Flashcard!

KC: Samenwerking

Samenwerking is het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.

Flashcard

pagina 58

Collectief goed

• Iets waar iedereen baat bij heeft, niet alleen de mensen die samenwerken 
• Algemeen belang
• Non-exclusief = niemand kan worden uitgesloten

Voorbeelden: dijken, straatverlichting, scholen

Tegenovergestelde: private goederen. Hier moet je voor betalen

Het dilemma van collectieve actie

• Als mensen samenwerken om een collectief goed te realiseren is dat collectieve actie

• Mensen kunnen profiteren van collectieve actie, zonder mee te werken
• Dit zijn free riders

pagina 38

KC: Conflict

Conflict is een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.

Flashcard

Tips om een examenvraag te beantwoorden

Laatste tips

- Zorg dat niets praktisch in de weg zit: Kom op tijd, ID mee, blauwe pen, woordenboek.

- Plan, herhaal, test jezelf, maak Cornell samenvattingen, overhoor jezelf met flashcards

- Maak opdrachten en oefentoetsen uit je werkboek.

- Kijk verder dan de kernconcepten!

- Oefen als laatste met de examenopgaven uit de studieplanner, specifiek voor de onderwerpen die je nog lastig vindt.

- Goed slapen, goed voor jezelf zorgen, heb vertrouwen.

Heel veel succes!

Zelfstudie - opties:

1. Maak cornell samenvattingen a.d.h.v. de leerdoelen.

2. Ga verder met een groepje klasgenoten met het 30 seconds spel uitbreiden naar H2 en H3. 

3. Je eigen manier van leren, gebruik je tijd wijs.

Stel de vragen die je nog hebt over de stof!