Grammatica herhaling zinsdelen

Wat gaan we doen?
Grammatica, zinsontleding
Nodig: laptop
Niet nodig: leesboek
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?
Grammatica, zinsontleding
Nodig: laptop
Niet nodig: leesboek

Slide 1 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Fatma
moet
hard
lachen

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Diapositive

Bij een naamwoordelijk gezegde...
A
...is het onderwerp iets.
B
...doet het onderwerp iets.

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een zin met een naamwoordelijk gezegde?
A
De hond rent hard.
B
Ik heb gisteren gefietst.
C
Mijn moeder is lerares.
D
De bloemen ruiken lekker.

Slide 9 - Quiz

In welke zin zie je een naamwoordelijk gezegde?
A
Ik snap er helemaal niks van.
B
Ik zou wel wat slimmer willen zijn.
C
Ik heb geen zin om op te letten.
D
Ik leer hier heel veel van.

Slide 10 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Die repetitie voor Engels was wel erg moeilijk!

Slide 11 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Volgens veel mensen is december de leukste maand van het jaar

Slide 12 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
LIsa blijft deze week in Amsterdam

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het spel niet vinden.
A
Deze klas
B
kan
C
het spel
D
vinden

Slide 17 - Quiz

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Gisteren 
bracht
ik
mijn broertje
naar de ijsbaan.

Slide 18 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Ik was een piraat

Slide 19 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer schijnt met een zaklamp

Slide 20 - Question de remorquage

Zinsontleding
pv/gez
ow
lv
Nick
heeft
vanmorgen
nieuwe oordopjes
gekocht.

Slide 21 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer lijkt heel aardig.

Slide 22 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Peter heeft gisteren zijn huiswerk niet gemaakt.

Slide 23 - Question de remorquage

Wat kan GEEN lijdend voorwerp zijn?
A
De kat met het gebroken pootje
B
de pan met tomatensoep
C
in de tuin van de buren
D
wij

Slide 24 - Quiz

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb
deze lockdown
zeven series
gezien.

Slide 25 - Question de remorquage

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 26 - Quiz

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Gisteren 
bracht
ik
mijn broertje
naar de ijsbaan.

Slide 27 - Question de remorquage

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
MW
 Mijn broer 
 heeft
 het bruidspaar
een mooi cadeau
gegeven.

Slide 30 - Question de remorquage

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Rico : Een zin kan meer dan één bijwoordelijke bepaling
hebben.

Raya : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
bepaling.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 34 - Quiz

Welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde?
A
Ik ben voetballer.
B
Ik ben aan het voetballen.

Slide 35 - Quiz

Welke zinnen hebben een naamwoordelijk gezegde?
A
De kapper knipt het haar.
B
De kapper wordt ongeduldig.
C
Het meisje is bang.
D
Het meisje loopt weg.

Slide 36 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
we
B
hebben behandeld
C
de bijwoordelijke bepaling
D
gisteren

Slide 37 - Quiz

De docent wiskunde
heeft
Amber
uitleg
gegeven.
na het laatste lesuur
bijwoordelijke bepaling

Slide 38 - Question de remorquage

Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
nooit
heb
gewonnen.
met de andere quizzen

Slide 39 - Question de remorquage

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
MW
 Mijn oude  smartphone 
 heb
 ik
aan mijn broertje
gegeven.

Slide 40 - Question de remorquage

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Mijn broer 
heeft
gisteren
100 euro
gewonnen.

Slide 41 - Question de remorquage