Fictie hoofdpersonen en bijfiguren

Fictie
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Fictie

Slide 1 - Diapositive

Vorige les
Hoe vonden jullie dat het ging? 
Wat spreken we deze les af?

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen? 

- Lesdoelen

- Wat weet je nog van de vorige les? 

- Wat is fictie? Je krijgt tips hoe je aantekeningen kan maken.

-  Wat weet je over verhalen? Maak een mindmap. 

- Een verhaal

- Een oefening met fictie.

- De toets.

- Lesdoelen behaald?





Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
1. Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat fictie is.
2. Je kunt hoofdpersonen en bijfiguren beschrijven.
3. Je laat in de toets zin wat je allemaal hebt geleerd deze lessen. 

Slide 4 - Diapositive

Aantekeningen maken.

Slide 5 - Diapositive

Wat is fictie? 
Denk even in stilte na voor jezelf.
Schrijf dan in stilte op wat je denkt dat het is.

Slide 6 - Diapositive

Fictie en non-fictie
  • Verzonnen = fictie:
    Leesboeken, strips, films, toneelstukken en gedichten. 

  • Niet verzonnen is = non-fictie:
    Schoolboeken, nieuwsberichten, kookboeken en een handleiding.


Slide 7 - Diapositive

Maak een mindmap over fictie
Wat hoort er allemaal bij?
Wat weet je allemaal over verhalen?
Wat voor soort verhalen zijn er?
Heb je voorbeelden van verhalen?
Wat zijn geen verhalen?

HOE: Je mag samenwerken. Jullie krijgen 5 minuten. Je mag zachtjes overleggen.

Slide 8 - Diapositive

Hoofdpersonen en bijfiguren
De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in het verhaal.
De bijfiguren zijn de andere personen in het verhaal.
Van de hoofdpersoon weet je vaak alles/veel van wat die denkt en voelt.
Van de bijfiguren weet je dat veel minder.

Slide 9 - Diapositive

Wie is de hoofdpersoon en wie is de bijfiguur?
Luister eerst goed naar het verhaal dat ik voorlees.
- Schrijf na het verhaal op wie de personages zijn.
- Wie is de hoofdpersoon en wie is de bijfiguur?
- Waarom is ... de hoofdpersoon in het verhaal?
- Hoe zou je het karakter van de hoofdpersoon beschrijven?
- Hoe ziet die eruit?

Slide 10 - Diapositive

De toets

Slide 11 - Diapositive

Lesdoelen gehaald?
Als je de toets goed hebt gemaakt, zijn de lesdoelen behaald!

Gefeliciteerd!

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Oefenen met aantekeningen maken
1. We luisteren en kijken nog een keer naar het filmpje.
2. Maak nu aantekeningen. Schrijf de belangrijkste dingen op.
3. Na het filmpje vergelijk je in tweetallen je aantekeningen.
4. Jullie krijgen hier 5 minuten voor.
5. Na vijf minuten vergelijken we in de klas wat er gevonden is.

Slide 14 - Diapositive

Tekstdoelen
Wat denk je dat het betekent?
Van wie is het doel?

Slide 15 - Diapositive

Oefening 2
We gaan nu naar een filmpje kijken over tekstdoelen.
Welke doelen worden genoemd?
Let vooral op het tekstdoel instructie.
Maak aantekeningen.


Slide 16 - Diapositive

Welke tekstdoelen heb je gehoord?
Wat is het tekstdoel instructie?
Waar kun je het tekstdoel instructie vinden?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Zelf schrijven
Schrijf nu een handleiding over jezelf.
Schrijf de handleiding in stappen.

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld handleiding
1. Normaal ben ik 

Slide 20 - Diapositive

Aantekeningen maken
Wie weet wat dit woord betekent?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Lien

Wat weet je nog van de vorige les?
1. Denk 1 minuut in stilte na.
2. Schrijf drie dingen op die je nog weet van de vorige les.
3. Als je klaar bent overleg je zachtjes met degene naast je. Hebben jullie hetzelfde?
4. Na 2 minuten geef ik drie leerlingen de beurt om te zeggen wat ze nog weten van de vorige les?

Slide 25 - Diapositive

Lesdoelen

Aan het eind van deze les:

- kun je in je eigen woorden uitleggen wat een woordraadstrategie is.

- kun je vier verschillende woordraadstrategieën noemen.

- kun je een woord opzoeken in een woordenboek.

Je kunt de woordraadstrategieën inzetten bij het lezen van een tekst.


Slide 26 - Diapositive

Woordraadstrategie

Slide 27 - Diapositive

 Woordraadstrategie
Uit hoeveel woorden bestaat het woord woordraadstrategie?
A. 1: woordraadstrategie
B. 2: woordraad en strategie
C. 3: woord, raad en strategie

Denk 30 seconden stil voor jezelf na. 
Daarna gaan we samen het antwoord bespreken.


Slide 28 - Diapositive

C: Woord +raad+strategie
Woord
raad = van het werkwoord 'raden'. Het goede antwoord vinden door te proberen.
Strategie = een slimme manier om een probleem op te lossen.
Woordraadstrategie = een slimme manier om te bedenken wat een woord kan betekenen.

Slide 29 - Diapositive

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem;
  • omschrijving;
  • voorbeeld;
  • tegenstelling;
  • bekend woorddeel;
  • Plaatjes bij de tekst

Slide 30 - Diapositive

woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.

bijv.: Exact - Precies

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 31 - Diapositive

woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

vb. Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.

Slide 32 - Diapositive

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken
  • Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem, zo.
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 33 - Diapositive

Woordraadstrategie een tegenstelling vinden:

- tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

-als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

-zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden:

maar, echter, toch, daarentegen.


Slide 34 - Diapositive

woordraadstrategie bekend woorddeel

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen (bv. bodembedekker)

- woorden met voorvoegsel (bv. onaangeraakt)

- woorden met achtervoegsel (bv. genadeloos)


Slide 35 - Diapositive

Wat ik het meest van deze les heb geleerd of meeneem is.....

Slide 36 - Carte mentale

Vooruitblik + huiswerk
  • Werk aan je creatieve schrijfopdracht.
  • Geef door welk boek je gaat lezen (opdracht moet ingeleverd worden in de eerste les na de meivakantie).

Slide 37 - Diapositive