Examenstrategie - examen Nederlands vmbo

Examen Nederlands
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Examen Nederlands

Slide 1 - Diapositive




Leesvaardigheid:
- meerkeuzevragen
- open vragen
- samenvattingsvragen




Schrijfvaardigheid:
- schrijfopdracht
Wat komt er in het examen Nederlands?

Slide 2 - Diapositive

Tips
  • Schrijf/ streep/ markeer in je examenboekje.
  • Gebruik kladpapier bij lange antwoorden en de schrijfopdracht.
  • Maak gebruik van het woordenboek.
  •  Lees/ leer de woordenlijst.
  • Oefen op: www.examenflow.nl/ www.eindexamensite.nl/ www.examenblad.nl

Slide 3 - Diapositive

Examenstrategie
6 stappen om je examen Nederlands 
goed door te komen

Slide 4 - Diapositive

Stap 1
Blader eerst het examen 
helemaal door.

Slide 5 - Diapositive

Stap 2
Kijk naar de schrijfopdracht:
- Wat voor tekst moet je schrijven?
- Wordt er een voorafgaande tekst uit het examen gebruikt?

Slide 6 - Diapositive

Stap 3
Deel je tijd in:
Je hebt 120 minuten (2 uur) de tijd:
80 minuten leesteksten (70 + 10)
30 minuten schrijfopdracht
10 minuten controleren

Slide 7 - Diapositive

Stap 4
Markeer woorden en zinnen in vragen en teksten die je belangrijk vindt of die je helpen om het juiste antwoord te geven.

Slide 8 - Diapositive

Stap 5
Geef bij elke vraag antwoord. 
Als je geen antwoord geeft, krijg je zeker geen scorepunten. Controleer je antwoord door jezelf af te vragen: Geeft mijn antwoord duidelijk antwoord op de vraag die wordt gesteld? En begrijpt iemand anders het antwoord?

Slide 9 - Diapositive

Stap 6
Controleer je werk:
  • Heb je alle vragen beantwoord?
  • Heb je alle punten van de schrijfopdracht verwerkt?
  • Heb je spelling, zinsbouw, interpunctie en conventies gecontroleerd bij je schrijfopdracht?
  • Is je handschrift goed te lezen?

Slide 10 - Diapositive

Hoelang duurt het examen?
A
120 minuten
B
140 minuten
C
100 minuten
D
90 minuten

Slide 11 - Quiz

Wat betekent nuanceren?
A
Afzwakken/ onderscheid aanbrengen
B
Schreeuwen
C
Iemand lelijk vinden
D
Groter maken/ alles over 1 kant scheren.

Slide 12 - Quiz

Wat mag je bij citeren?
A
Eerste 2 woorden van de zin opschrijven
B
Eerste en laatste woord van de zin opschrijven.
C
Wat woorden uit de zin opschrijven
D
Eerste 2 en laatste 2 woorden uit de zin opschrijven.

Slide 13 - Quiz

Wat is een 'anekdote'?
A
Kort/grappig verhaal
B
Vraag van de schrijver
C
Lang verhaal
D
Voorbeeld uit de tekst

Slide 14 - Quiz

Tekstdoelen
A
Informeren/ overtuigen/ vermaken
B
Informeren/ voorwaarde stellen/ vermaken
C
Informeren/ probleem/ oplossing
D
Informeren/ vermaken/ verduidelijken

Slide 15 - Quiz

Wat betekent "Citeer"?
A
Bedenk in eigen woorden
B
Ongeveer uit de tekst halen
C
Letterlijk uit de tekst halen
D
Geen idee

Slide 16 - Quiz

Welke teksten moet je in je examen kunnen schrijven?
A
brief, e-mail, opstel
B
brief, e-mail, artikel
C
brief, verhaal, opstel
D
brief, verhaal, artikel

Slide 17 - Quiz

Wat doe je al je op je examen een moeilijk woord tegenkomt?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is NIET toegestaan bij het examen?
A
woordenboek
B
pennen
C
markeerstiften
D
Tipp-Ex

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

Welk onderdeel van het examen Nederlands lijkt je het makkelijkst?

Slide 21 - Question ouverte

Hoe ga je je voorbereiding op het examen Nederlands?

Slide 22 - Question ouverte