Kennismaken met detailhandel

• Retail
• MBO
• Studiejaar 1

Kennismaken met de detailhandel

Uitleg

Detailhandelsbedrijf is een ander woord voor winkel

Alle detailhandelsbedrijven samen noem je: detailhandel

Welke soorten winkels zijn er?

• Supermarkt
• Bouwmarkt
• Tuincentrum
• Warenhuis
• Speciaalzaak

Bouwmarkten

Supermarkten

Tuincentrum

Warenhuis

Speciaalzaak

geef zo veel mogelijk voorbeelden van FOODproducten

Geef zo veel mogelijk voorbeelden van NON-FOODproducten

Soorten winkels of detailhandelsbedrijven

food

• supermarkt
  

non-food

• bouwmarkt
  
• tuincentrum
  
• warenhuis
  
• speciaalzaak
  

Winkelverkoop

Niet-winkelverkoop

Verschillen tussen winkels

• winkelgrootte
  
• assortiment
  
• branche
  
• bedieningssysteem
  
• prijs en service
  

Assortiment

artikelgroep: 

artikelen die bij elkaar horen 

(bijvoorbeeld: sieraden of textiel)

Branche

Een branche bestaat uit winkels die hetzelfde soort artikelen verkopen.

• Branches in de detailhandel food
• Branches in de detailhandel non-food

Branches food

Slagerij (Keurslager)

Kaaswinkel (de Zuivelhoeve)

Groenteboer (het Vitamientje)

viswinkel (Bep&Co)

Snoep en chocolateriezaken (Jamin)

supermarkt (jumbo, AH)

Branches non-food

Bloemenwinkel (Fleurop)

Boekhandel (Bruna)

Tuincentrum (Intratuin)

Woonwinkel (Ikea)

Webwinkel (bol.com)

Bedieningssysteem

• Zelfbediening 

• Bediening

• Semi-zelfbediening

Prijs en service

• Prijsdistributie: 

Het verkopen van artikelen tegen een lage prijs met weinig service.

• Servicedistributie:

Het verkopen van artikelen tegen een hoge prijs en met veel service

Noem 2 voorbeelden van winkels die artikelen verkopen tegen een lage prijs met weinig service.

Noem 2 voorbeelden van winkels die artikelen verkopen tegen een hogere prijs en met veel service.

Winkelinrichting

• Looproute
• Etalage
• Vitrines
• Displays

Looproute

Etalage

Display

Vitrines

Wat is handel?

Al het werk in de winkel heeft te maken met kopen en verkopen. 

Handel in goederen: Handel in dingen die je kunt vastpakken. Bijvoorbeeld: spijkerbroek, soep, scooter.

Handel in diensten: Handel in dingen die je niet kunt vastpakken. 

Bijvoorbeeld: kapper, taxi, bezoek pretpark, museum.

Geef een voorbeeld van handel in diensten