H6 - §6.2 Wind en luchtdruk

Welkom in de les
Vandaag:
  • lesdoelen §6.2
  • instructie §6.2
  • maken opdrachten
  • afsluiten les 

 


§ 6.2 - Wind en luchtdruk
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom in de les
Vandaag:
  • lesdoelen §6.2
  • instructie §6.2
  • maken opdrachten
  • afsluiten les 

 


§ 6.2 - Wind en luchtdruk

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk gemaakt?
Als je niet bent ingelogd wil ik nu je huiswerk zien!

Slide 2 - Diapositive

Vragen §6.1

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Opgave 11a

Slide 5 - Diapositive

Opgave 11b

Slide 6 - Diapositive

Opgave 11c

Slide 7 - Diapositive

Opgave 11d

Slide 8 - Diapositive

Opgave 13

Slide 9 - Diapositive

Opgave 13

Slide 10 - Diapositive

Welke temperatuur geeft de thermometer aan?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het meetbereik van de hiernaast afgebeelde thermometer?
A
O tot 100 graden Celsius
B
120 graden Celcius
C
20 tot 120 graden Celcius
D
100 graden Celcius

Slide 12 - Quiz

Lees de temperaturen af van de 5 thermometers
A
49 , 112, 13, 240, 52 graden Celsius
B
49, 108, 13, 230, 50 graden Celcius
C
50, 108, 13, 230, 52 graden Celcius
D
50, 112, 15, 240, 50 graden Celcius

Slide 13 - Quiz

Welke soorten
thermometers
ken je?

Slide 14 - Carte mentale

Een digitale thermometer maakt gebruik van ...
A
een vloeistof
B
infrarode straling
C
een bimetaal
D
een temperatuursensor

Slide 15 - Quiz

Uit welke onderdelen bestaat een vloeistofthermometer?

Slide 16 - Question ouverte

§6.2 - Je leert ...
  • wat luchtdruk is
  • hoe je luchtdruk meet
  • hoe wind ontstaat door verschil in luchtdruk
  • welke invloed luchtdruk heeft op het weer

Slide 17 - Diapositive

Discussievraag
Bedenk wat de reden is dat de
storm paraplu beter tegen storm kan
dan een gewone paraplu.

Slide 18 - Diapositive

Luchtdruk
Lees aandachtig de alinea 'Luchtdruk' op blz. 98

Slide 19 - Diapositive

Luchtdruk

Slide 20 - Diapositive

Luchtdruk

Slide 21 - Diapositive

Luchtdruk
  • Het symbool voor druk is p
  • eenheid van luchtdruk is hPa (hectoPascal) of bar
  • hectoPascal (hPa) is de eenheid die gebruikt wordt door meteorologen.
  • 1000 hPa = 1000 mbar = 1,0 bar (zeeniveau)

Slide 22 - Diapositive

Luchtdruk
Barometer

  • Laat de plaatselijke luchtdruk zien
  • Gemiddelde druk op zeeniveau 1013 hPa
  • kan gemeten worden tussen tussen de 970 en 1050 hPa

Slide 23 - Diapositive

Luchtdruk
Werking Barometer

  • in metalen doosje (wit op plaatje) is een erg lage luchtdruk
  • doosje wordt door luchtdruk ingedrukt
  • hoe verder ingedrukt, hoe hoger de luchtdruk in de buitenlucht

Slide 24 - Diapositive

Hoge en lage druk
Lees aandachtig de alinea 'Hoge en lage druk' op blz. 99

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Hoge en lage druk

Slide 27 - Diapositive

Hoge en lage druk
L = lagedrukgebied waar de
druk lager is dan de gebieden
eromheen.

Er is bewolkt weer met neerslag

Slide 28 - Diapositive

Hoge en lage druk
H = hogedrukgebied waar de
druk hoger is dan de gebieden
eromheen.

Er is onbewolkt weer met zon

Slide 29 - Diapositive

Hoge en lage druk
Isobaren zijn lijnen waar de 
luchtdruk gelijk is.

Hoe dichter de isobaren
bij elkaar hoe harder het
waait.

Slide 30 - Diapositive

Wind
Lees aandachtig de alinea 'Wind' op blz. 100

Slide 31 - Diapositive

Wind

Slide 32 - Diapositive

Wind
Wind is lucht die beweegt.
Dat komt door luchtdrukverschillen.
Hoge en lage drukgebied.

Slide 33 - Diapositive

Wind
Schaal van Beaufort geeft de 
windsterkte of windkracht aan
- windkracht 0.
- windkracht 12.

Windrichting.
In Nederland vaak wind vanuit het zuidwesten.

Slide 34 - Diapositive

Wind
Lucht stroomt van een hogedrukgebied (overdruk) 
naar een lagedrukgebied (onderdruk)

Slide 35 - Diapositive

Wind
Lucht stroomt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied

Slide 36 - Diapositive

Welke weerelementen worden er op het weerbericht altijd genoemd?
A
temperatuur, wind, neerslag en bewolkingsgraad
B
mooi weer, neerslag, sneeuw, bewolkingsraad
C
temperatuur, zonkracht, neerslag, bewolkingsgraad
D
uv-staling, temperatuur, neerslag, bewolkingsgraad.

Slide 37 - Quiz

Bij grote verschillen in luchtdruk gaat het?
A
Regenen
B
Hard waaien
C
Wordt het windstil
D
Gaat de zon schijnen

Slide 38 - Quiz

Hoe kan het dat hoger in de atmosfeer een lagere luchtdruk is?
A
hoe hoger, des te meer luchtdeeltjes
B
hoe hoger, des te minder luchtdeeltjes
C
er is geen verschil in luchtdruk

Slide 39 - Quiz

Wat is de eenheid van windsterkte?
A
Celsius
B
Beaufort
C
Buys Ballot
D
Barometer

Slide 40 - Quiz

Pak je agenda!
Noteer in het blauwe gedeelte voor de volgende les

  • Lezen §6.2 uit je boek

  • Maak alle opgaven, behalve de ✱ - route


Slide 41 - Diapositive

Aan de slag!
  • Lezen §6.2 uit je boek


  • Maak alle opgaven,                                   behalve de ✱ - route

Zs

Slide 42 - Diapositive

Aan de slag!
  • Lezen §6.2 uit je boek


  • Maak alle opgaven,                         behalve de ✱ - route

Zf

Slide 43 - Diapositive

Wat weet je al???

Slide 44 - Diapositive

Lijnen met een gelijke luchtdruk
heten:
A
Isobaren
B
Isothermen
C
Isotopen
D
Isostaren

Slide 45 - Quiz

Bij een hoge druk gebied hebben we:
A
Nat en koud weer
B
Stabiel en droog weer
C
Stabiel en nat weer
D
Nat en warm weer

Slide 46 - Quiz

Lucht (wind) stroomt van:
A
Warm en droog
B
Lage druk naar hoge druk
C
Koud en nat weer
D
Hoge druk naar lage druk

Slide 47 - Quiz

Je kunt ...
  • wat luchtdruk is
  • hoe je luchtdruk meet
  • hoe wind ontstaat door verschil in luchtdruk
  • welke invloed luchtdruk heeft op het weer

Slide 48 - Diapositive

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Sondage