4havo 1.4

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wat heb je bij je?

4p Boek

5p Laptop

2p Geo

4p Rekenmachine (geen grafische)

2p Pen + potlood + gum

2p Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap

8p BINAS

                                       Hoeveel punten scoor je?

Wat is de temperatuur?

Leerdoelen

Je kunt uitleggen wat meetonzekerheid betekent.

Je kunt de regels voor significante cijfers toepassen.

Meetonzekerheid

Wat is de temperatuur?
Iets boven de 22 ⁰C
Dus 22,1 ⁰C
Óf 22,2 ⁰C
Óf 22,3 ⁰C
Er is dus een meetonzekerheid!

Meetonzekerheid

T = 22,2 ⁰C

Betekent: tussen 22,15 of 22,24999…

T = 22 ⁰C

Betekent: tussen 21,5 en 22,4999...

T = 22,0 ⁰C

Betekent: tussen 21,95 en 22,04999...

22 en 22,0 hebben dus een anderebetekenis bij natuurkunde!

Significantie: regels

Significant = (veel)betekenend, betekenisvol; van betekenis; veelzeggend;

1. Het aantal significante cijfers is het aantal cijfers dat een meetwaarde heeft. (bijvoorbeeld: 1,234 heeft 4 sign. cijfers)
2. Nullen aan het begin tellen niet mee 
   (bijvoorbeeld: 0,0123 heeft 3 sign. cijfer)
3. Machten van 10 tellen ook niet mee 
   (bijvoorbeeld: 1,23 * 10² heeft 3 significante cijfers)

Hoeveel significante cijfers heeft
1456 m

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoeveel significantie cijfers heeft
0,2304

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoeveel significantie cijfers heeft
0,031

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoeveel significantie cijfers heeft
10,0 cm?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoeveel significante cijfers:
0,62 × 10³

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hoeveel significante cijfers:
0,01200 × 10²

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Significantie 

• Het doel: je wil weten hoe precies de uitkomst is van een berekening
  
  
• De minst nauwkeurige meetwaarde bepaalt de nauwkeurigheid van de uitkomst
  
  
• Telwaarden zijn geen meetwaarden!

Rekenregels significantie 

Optellen/aftrekken (+ -):

• Het antwoord heeft evenveel cijfers achter de komma als de meetwaarde met het kleinste aantal cijfers achter de komma. (4 + 2,3 = 6)
  
  Vermenigvuldigen/delen (× /):
  
• Het antwoord heeft evenveel significante cijfers als de meetwaarde met het kleinste aantal significante cijfers. (0,50 × 0,10 = 0,050)

3,40 + 0,72 =

1. 4,12
2. 4,1
3. 4,0
4. 4

3,0 + 0,08

1. 3
2. 3,0
3. 3,1
4. 3,08

Je wandelt 0,21 km in 133 s. Hoe groot is je gemiddelde snelheid?

1. 1,5789474 m/s
2. 1,579 m/s
3. 1,58 m/s
4. 1,6 m/s

(bonus)
10 x 10 =

1. 100
2. 1,0 * 10 ^2
3. 1,0 * 10 ^3

Aan de slag

Maak van §1.4 opg 19, 20 en 21

Begrippen uit deze les

Begrippen uit deze les

Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen