Heracles van alles

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Cola zit in een

1. pak
2. blikje
3. zak
4. tube

gefeliciteerd......... je verjaardag

1. op
2. van
3. voor
4. met

Je ................ hier niet roken.

1. mag
2. moet
3. kan
4. wil

1500 gram is

1. één en half kilo
2. anderhalf pond
3. 15 kilo
4. anderhalf kilo

Mijn broer heeft gisteren een nieuwe auto

1. gekocht
2. gekochten
3. gekoopt
4. gekopen

Ik denk veel ............... mijn familie

1. van
2. aan
3. om
4. voor

................... we naar de film gaan?

1. Moeten
2. Willen
3. Kunnen
4. Zullen

.............kom je koffie bij mij drinken?

1. Wanneer
2. Wie
3. Hoe
4. Waar

..................... moet ik dat doen?

1. Wie
2. Wat
3. Hoe
4. Hoeveel

Wij hebben gisteren heerlijk

1. ge-eten
2. ge-eet
3. gegeet
4. gegeten

Ik doe .............. op mijn boterham

1. aardappels
2. toiletpapier
3. jam
4. gehakt

Welk woord is fout?

1. de grensrechter
2. de voetbalschoenen
3. de aanvoerder
4. de verzorger

het tegenovergestelde van soms is

1. altijd
2. vaak
3. nooit
4. enkele keren

Dag meneer, wat kost de

1. voetbalveld?
2. scheidsrechter?
3. kaas?
4. buurvrouw?

broccoli is

1. fruit
2. groente
3. drank
4. beleg

ik heb gisteren te veel koffie

1. gedronken
2. gedrinken
3. gedrinkt
4. gedronkt

Ik heb me eerst gedoucht en daarna heb ik me ......

1. aangekleed
2. aankleden
3. aangekleden
4. aangekled

het tegenovergestelde van zelfverzekerd is

1. vrolijk
2. aardig
3. onzeker
4. somber