le mercredi 19 janvier

Programme

- D toets grammatica via lessonup

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Programme

- D toets grammatica via lessonup

Slide 1 - Diapositive

Zet deze zin in de futur:
Ils sont à Lyon.

Slide 2 - Question ouverte

Zet de volgende zin in de futur:
Tu fais du sport?

Slide 3 - Question ouverte

Zet de volgende zin in de futur:
Vous avez un cheval.

Slide 4 - Question ouverte

Zet de volgende zin in de futur:
Je vois la Tour Eiffel

Slide 5 - Question ouverte

Zt de volgende zin in de futur:
Elle va à l'école.

Slide 6 - Question ouverte

Zet de werkwoorden in de goede vorm: connaître-passé composé
Elle..............mes grands-parents.

Slide 7 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de goede vorm: croire-présent
Vous......... que je voulais partir?

Slide 8 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de goede vorm: connaître-présent
Tu........ mes amis.

Slide 9 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de goede vorm:
croire-passé composé
Nous........que ce n'est pas ta faute.

Slide 10 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm: nouveau
Je viens d'acheter un .......ordinateur.

Slide 11 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm: beau
Il y a beaucoup de.......arbres dans ce parc.

Slide 12 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm: vieux
Nous allons visiter ces....églises.

Slide 13 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm: beau
Tu vois ce ........ oiseau?

Slide 14 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de goede vorm en op de juiste plaats: heureux-joli (hele zin opschrijven)
Ce sont des ............ femmes..............

Slide 15 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de goede vorm en op de juiste plaats: blanc-nouveau (hele zin opschrijven)
Elle porte une.........robe......................

Slide 16 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de goede vorm en op de juiste plaats: belge-petit (hele zin opschrijven)
Il travaille avec une ........... fabrique.....................

Slide 17 - Question ouverte

Noteer het juiste voegwoord: maar
Je n'ai pas de frères,.................j'ai deux soeurs.

Slide 18 - Question ouverte

Noteer het juiste voegwoord: want
Elle a réussi....................elle a travaillé toute l'année.

Slide 19 - Question ouverte

Noteer het juiste voegwoord: dus
Il court très vite.................il est arrivé le premier.

Slide 20 - Question ouverte

Noteer het juiste voegwoord: waar
La police a trouvé l'endroit ........les voleurs sont.

Slide 21 - Question ouverte

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord: rare
Marcel et moi, on se voit ..............

Slide 22 - Question ouverte

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord:
bon
J'ai................travaillé cette année.

Slide 23 - Question ouverte

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord:
certain
Il va........venir ce soir.

Slide 24 - Question ouverte

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord:
malheureux
.........................., cette fille n'est pas amoureuse de toi.

Slide 25 - Question ouverte

A toi maintenant!
Oefenen met de woorden van chapitre 2.

Slide 26 - Diapositive

les devoirs
- Leren voor de toets

Slide 27 - Diapositive