Grammatica woordsoorten les 11: Voornaamwoorden: persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord

Grammatica woordsoorten les 11: Voornaamwoorden: persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord
Welkom klas 2vwo
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, laptop, leesboek.
Stap 3: Log in bij LessonUp. De code staat op het whiteboard.
Stap 4: Startvraag:  Noteer in je schrift het juiste bezittelijk voornaamwoord in: Ik geef ....... geld aan de cassière.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten les 11: Voornaamwoorden: persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord
Welkom klas 2vwo
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, laptop, leesboek.
Stap 3: Log in bij LessonUp. De code staat op het whiteboard.
Stap 4: Startvraag:  Noteer in je schrift het juiste bezittelijk voornaamwoord in: Ik geef ....... geld aan de cassière.

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je doen?
Leerdoel: Ik kan het aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord, persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord herkennen en benoemen in een zin.

Hoe bereiken we dit doel?
Lezen in je leesboek
Nakijken huiswerk: zelfstandig
Uitleg + oefening: Aanwijzend, vragend, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
Huiswerk maken: Werkblad: persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, vragend voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord.
Controleren leerdoel

Slide 2 - Diapositive

Lezen 
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Nakijken blad: zww, hww, kww
Wat: Nakijken werkblad zww, hww, kww
Waar: Op je laptop. De antwoorden staan in SOM.
Hoe: Alleen en in stilte.
Tijd: 7 minuten
Klaar: Maak het werkblad voor de volgende les: pers.vnw, bez.vnw, vr.vnw, aanw.vnw

Slide 4 - Diapositive

Welke woorden ken je die een zelfstandig naamwoord aanwijzen?

Slide 5 - Question ouverte

Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord wijst een zelfstandig naamwoord aan.
Deze, die (voor de-woorden).
Dit, dat (voor de het-woorden).
zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde

Slide 6 - Diapositive

Welke vraagwoorden ken je?

Slide 7 - Question ouverte

Vragend voornaamwoord
Voornaamwoord dat een vraag aangeeft.
Een vragend voornaamwoord moet personen of dingen aangeven.
Wie
Wat 
Welk(e)
Wat voor (een)
De rest zijn allemaal bijwoorden

Slide 8 - Diapositive

Benoem het vragend voornaamwoord: Sabine vertelt me met wie ze naar de film is geweest.

Slide 9 - Question ouverte

Persoonlijk voornaamwoord
Geeft aan dat het gaat om personen.
Ik, jij, je, jou, hij, zij, haar, hem, u, ons, wij, jullie, hun, hen, ze.
Verschil tussen hun en hen
- Hun: Als bezittelijk voornaamwoord en als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: Ik vertel hun een geheim. Het is hun huis. NIET --> Maar dat hebben hun gezegd.
- Hen: Als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp met voorzetsel en na een voorzetsel: Ik vertel aan hen een geheim. Hij ontslaat hen. 

Wat is dan fout:
Hun zijn aan de beurt. Hun hebben dat gedaan etc.

Slide 10 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan.
Tip: Het staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord.
mijn, zijn, jouw, uw, onze, jullie, hun, je, jouwe, hare, d'r, z'n. 

Let op:
  • Dit is jouw huis. = bez.vnw
  • Dit huis is van jou = pers.vnw

Slide 11 - Diapositive

Noteer de pers.vnw. en bez.vnw. van de zin. Zet de juiste afkorting erachter: Heb je je hond gisteren in bad gedaan?

Slide 12 - Question ouverte

Heb je nog een vraag?

Slide 13 - Question ouverte

Instructie
Wat: Je maakt het werkblad: pers.vnw, bez.vnw, vr.vnw en aanw.vnw.
Waar: Deze vind je bij het huiswerk van donderdag.
Hoe: Je werkt 2 minuten in stilte, daarna kun je overleggen.

Slide 14 - Diapositive