1TH Woordsoorten herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Deze les...

- Opening

- Stil lezen

- Doelen doornemen

- Herhaling Grammatica Woordsoorten

- Grammatica Woordsoorten oefenen

- Vragen stellen (donderdag toets!)

Stil lezen

Pak je boek

en kruip

in het verhaal 

Doelen

- Ik kan het werkwoord (ww) in een zin herkennen

- Ik kan het lidwoord (lw) in een zin herkennen

- Ik kan het zelfstandig naamwoord (zn) in een zin herkennen

- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord (bn) in een zin herkennen

- Ik kan het voorzetsel (vz) in een zin herkennen

Herhaling: 

wat weet je nog?

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Heb jij jouw kapotte fiets zelf gerepareerd?

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Losse stoeptegels veroorzaakten een grote valpartij tijdens de avondvierdaagse.

Wat zijn de werkwoorden in de zin?

Justin Timberlake treedt op tijdens de finale van het Eurovisie Songfestival.

Werkwoord (ww)

- Geeft aan wat iets of iemand doet

- Geeft aan wat iets of iemand overkomt

- Kun je vervoegen:

lopen: loop, loopt, lopen, liep, liepen, gelopen, lopend

- Elke zin bevat ten minste één werkwoord

- Let op bij scheidbare werkwoorden!

Wat zijn de drie lidwoorden?

Lidwoord (lw)

- De lidwoorden zijn 'de', 'het' en 'een'.

- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.

- Let op bij 'een'. Als je dat uitspreekt als 'één' is het geen lidwoord!

Zelfstandig naamwoord (zn)

- Het zn is op heel veel manieren te herkennen:

       > Er kan een lidwoord voor staan.

       > Het zijn vaak medipladi: mensen, dieren, planten, dingen.

       > Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.

       > Je kunt er vaak een meervoudsvorm van maken.

- Ook (aardrijkskundige) namen zijn zn!

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin?

Wij nemen morgen de eerste boot naar Ameland.

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in deze zin?

Bij de sport rugby wordt de scheidsrechter nooit uitgescholden.

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

1. waar
2. niet waar

Bijvoeglijk naamwoord (bn)

- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig   

   naamwoord (zn); het geeft een eigenschap aan.

- Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig  

   naamwoord, maar het kan er ook achter staan.

- Een bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft van welke stof of

   welk materiaal iets gemaakt is, noem je stoffelijk bijvoeglijk 

   naamwoord.

Noteer een passend voorzetsel.

Ben jij ook zo gek ... ijs?

Noteer een passend voorzetsel.

Sjors schrok ontzetten ... de spin in zijn slaapkamer.

Noteer de voorzetsels.

Je hart pompt bloed door je hele lichaam.

Noteer de voorzetsels.

Tijdens het feestje gingen we naar de bioscoop.

Voorzetsel (vz)

- Geeft een plaats, tijd, reden/oorzaak of richting aan

- Staat vaak vóór de combinatie lw + zn

- Ook wel 'kastwoorden' en 'feestjewoorden'

    (zie volgende pagina)

- Bij sommige werkwoorden hoort een vast voorzetsel

   geloven in, zoeken naar, bestaan uit

- Let op! Het splitsbare deel van een ww is géén voorzetsel!

Ik kan ww, lw, zn, bn en vz in een zin benoemen.

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag! 

Oefen jezelf in Nieuw Nederlands Online:

- H1 > Trainen > Taalverzorging 1 > Ww

- H2 > Trainen > Taalverzorging 2 > Zn en lw

- H5 > Trainen > Taalverzorging 1 > Bn

- H6 > Trainen > Taalverzorging  1 > Vz