A1a leesvaardigheid week 11 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Dit geldt ook voor degenen die de les online volgen.

Lezen

Wat is hier fout?

Lesdoelen

Ik kan / weet:

• tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
• chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen.

Signaalwoord ’zoals’ verwijst naar een

1. samenvattend tekstverband
2. toelichtend tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. opsommend tekstverband

Signaalwoord ’bovendien’ verwijst naar een

1. opsommend tekstverband
2. tegenstellend tekstverband
3. chronologisch tekstverband
4. redengevend tekstverband

Nakijken 

Opdracht 1 t/m 3

blz. 15 t/m 19 of

blz. 16 t/m 19

Ingezonden brief is een

1. Tekstdoel
2. Tekstsoort
3. Tekstvorm

Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?

1. Tekstsoort
2. Tekstdoel
3. Beide
4. Geen van beide

Ik heb de toets goed geleerd, maar kreeg een laag cijfer

1. Maar = signaalwoord voor opsomming
2. Maar = signaalwoord voor tegenstelling
3. Maar = signaalwoord voor voorbeeld
4. Maar = signaalwoord voor toets

Hij heeft een elektrische fiets, zodat hij sneller op school is.
Welk signaalwoord staat in de zin?

1. op
2. sneller
3. zodat
4. fiets

Tekstdoel?

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. amuseren

Het regent, maar toch schijnt de zon.

1. opsommend tekstverband
2. chronologisch tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. samenvattend tekstverband

Hij gebruikt zijn paraplu om niet nat te worden in de regen.

1. vergelijkend verband
2. samenvattend verband
3. doel-middel verband
4. chronologisch verband

Dit was een lang verhaal over de diefstal. Al met al een hele vervelende gebeurtenis.
Welk(e) signaalwoord(en) staat/staan in de zin?

1. al met al
2. hele
3. lang verhaal
4. al

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?

1. :)
2. :|
3. :(

Huiswerk week 11:

Inleveren vrijdag 19-03 via Teams opdrachten

(vandaag dus!)

blz. 15 t/m 18 (online versie)

blz. 16 t/m 19 (papieren versie)

maken opdracht 1 t/m 3