P4L11 - 3HD - Dinsdag - Grammatica woordsoorten 4.8

Welkom 3HD











: )


Dinsdag

Planning van dit uur
  • Stillezen (10 minuten)
  • Planning komende tijd
  • Samenvatting grammatica uitdelen 
  • Uitleg Grammatica woordsoorten 
  • Individueel werken 

Aan het einde van deze les
  • leer je wat het onbepaald voornaamwoord is;
  • leer je wat het betrekkelijk voornaamwoord is. 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 3HD











: )


Dinsdag

Planning van dit uur
  • Stillezen (10 minuten)
  • Planning komende tijd
  • Samenvatting grammatica uitdelen 
  • Uitleg Grammatica woordsoorten 
  • Individueel werken 

Aan het einde van deze les
  • leer je wat het onbepaald voornaamwoord is;
  • leer je wat het betrekkelijk voornaamwoord is. 

Slide 1 - Diapositive

Stillezen
Wat
Lees in stilte in je leesboek
Hoe
Individueel 
Hulp
Geen
Tijd
10 minuten
Uitkomst
Over dit boek ga jij jouw mindmap maken
Klaar
Hierna gaan we verder met de les
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Grammatica 
Zinsdelen
Woordsoorten
Persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, etcetera.
Werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, etcetera. 

Slide 6 - Diapositive

Woordsoorten (3hv)

Slide 7 - Diapositive

Onbepaald voornaamwoord
- Verwijst naar iets of iemand zonder precies te zeggen over wie of wat het gaat
- Betekenis blijft vaag

Voorbeelden: iemand, niemand, iets, niets, iedereen, allemaal (altijd in combinatie met ander woord), het (het regent) 

Slide 8 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Verwijst naar een antecedent (een woord dat al eerder is genoemd) 

Voorbeelden: dat, die, wie, waar, wat 

Het meisje dat in de rij staat, is Lotte. 
Lotte voor wie het wachten lang duurt, ergert zich. 
Zij gaat naar een andere rij, wat niet slim is. 
Het blijkt de rij waar je het langst moet wachten. 
Dat is het karretje waar zij mee naar de uitgang loopt. 

Slide 9 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord


Het meisje dat in de rij staat.
Betrekkelijk
voornaamwoord
Antecedent

Slide 10 - Diapositive

De jongen die naar huis ging, heeft een zwarte trui aan.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in deze zin?
A
De jongen
B
die
C
naar huis
D
zwarte

Slide 11 - Quiz

De jongen die naar huis ging, heeft een zwarte trui aan.

Het betrekkelijk voornaamwoord 'die' verwijst terug naar:
A
De jongen
B
naar huis
C
een zwarte trui

Slide 12 - Quiz

De jongen die naar huis ging, heeft een zwarte trui aan.

Het betrekkelijk voornaamwoord 'die' verwijst terug naar 'de jongen'. Wat is in deze zin het antecedent?
A
De jongen
B
naar huis
C
een zwarte trui

Slide 13 - Quiz

De boodschappenkarretjes die zij ziet, zijn propvol.

Wat is in deze zin het betrekkelijk voornaamwoord?
A
De boodschappenkarretjes
B
die
C
zij
D
propvol

Slide 14 - Quiz

De boodschappenkarretjes die zij ziet, zijn propvol.

Wat is in deze zin het antecedent?
A
De boodschappenkarretjes
B
die
C
zij
D
propvol

Slide 15 - Quiz

Betrekkelijk voornaamwoord
dat
Verwijst naar onzijdig zelfstandig naamwoord enkelvoud (het-woorden
> het meisje dat 
die
Verwijst naar alle andere zelfstandig naamwoorden (mannelijk en vrouwelijk, enkelvoud en meervoud) 
> de jongen die 
wie
Verwijst naar personen, meestal na een voorzetsel
> lotte voor wie het wachten lang duurt
waar
Verwijst naar dingen, combineert met een voorzetsel
> ik heb schoenen gekocht waarmee ik in de regen kan wandelen (met voorzetsel)
> ik heb schoenen gekocht waar ik in de regen mee kan wandelen (gesplitst)
> dit is de plek waar ik ga chillen (zonder voorzetsel)
wat
Verwijst naar iets, niets of alles
> wachten is niet iets wat zij graag doet
Verwijst naar een superlatief
> je geduld bewaren is het beste wat je kunt doen
Verwijst naar een hele zin
> lotte ging naar een andere rij, wat niet slim bleek 

Slide 16 - Diapositive

Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 1 t/m 7 van 4.8 Grammatica woordsoorten
Hoe
Eerst vijf minuten individueel, daarna fluisterend overleggen als dat nodig is
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de SO grammatica H1 t/m H4
Klaar
Lees in je leesboek

Slide 17 - Diapositive

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt geleerd wat het onbepaald voornaamwoord is;
  • hebt geleerd wat het betrekkelijk voornaamwoord is. 

Huiswerk
  • Maak opdracht 1 t/m 7 van 4.8 Grammatica woordsoorten

    Slide 18 - Diapositive