Blok 4 4.6 Taalverrijking

Blok 4 4.6 Taalverrijking
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Blok 4 4.6 Taalverrijking

Slide 1 - Diapositive

Vergelijking
Bij een vergelijking worden zowel het beeld als datgene wat wordt vergeleken (de werkelijkheid) genoemd. Vaak worden beeld en werkelijkheid met elkaar verbonden door de woorden: 
als, alsof, zoals of van.
Metafoor
Bij een metafoor wordt de werkelijkheid niet genoemd, maar direct vervangen door een beeld.
Je moet dus zelf bedenken op welke manier het beeld samenhangt met de werkelijkheid.
Personificatie
Bij een personificatie krijgen levenloze voorwerpen een eigenschap van een mens of een ander levend wezen.

Slide 2 - Diapositive

Een "cliché" is?
A
De werkelijkheid wordt vergeleken met een beeld.
B
De werkelijkheid wordt niet genoemd maar vervangen door een beeld.
C
Een levenloos voorwerp krijgt de eigenschap van een levend wezen.
D
Een beeldspraak die zo vaak gebruikt is dat hij niet meer verrast.

Slide 3 - Quiz

Een "metafoor" is?
A
De werkelijkheid wordt vergeleken met een beeld.
B
De werkelijkheid wordt niet genoemd maar vervangen door een beeld.
C
Een levenloos voorwerp krijgt de eigenschap van een levend wezen.
D
Een beeldspraak die zo vaak gebruikt is dat hij niet meer verrast.

Slide 4 - Quiz

Een "vergelijking" is?
A
De werkelijkheid wordt vergeleken met een beeld.
B
De werkelijkheid wordt niet genoemd maar vervangen door een beeld.
C
Een levenloos voorwerp krijgt de eigenschap van een levend wezen.
D
Een beeldspraak die zo vaak gebruikt is dat hij niet meer verrast.

Slide 5 - Quiz

Een "personificatie" is?
A
De werkelijkheid wordt vergeleken met een beeld.
B
De werkelijkheid wordt niet genoemd maar vervangen door een beeld.
C
Een levenloos voorwerp krijgt de eigenschap van een levend wezen.
D
Een beeldspraak die zo vaak gebruikt is dat hij niet meer verrast.

Slide 6 - Quiz

Vergelijking, metafoor of personificatie?

Er hangt een donderwolk boven je hoofd.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 7 - Quiz

Vergelijking, metafoor of personificatie?
Ik heb je lief zoals je bent
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 8 - Quiz

Vergelijking, metafoor of personificatie?
Hij is zo langzaan als een slak.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 9 - Quiz

Woordenlijst
Welke weet je al?

Slide 10 - Diapositive

Wilt u niet steeds een "interrumptie" doen als ik een verhaal vertel?
A
onderbreking
B
onderbreken

Slide 11 - Quiz

Wat is een ander woord voor minimaal.
A
weinig
B
heel weinig
C
redelijk

Slide 12 - Quiz

Wat is een ander woord voor
integer.
A
eerlijk
B
iets
C
betrouwbaar
D
zoals

Slide 13 - Quiz

Wat is een ander woord voor
theatraal?
A
heel verlangend
B
heel rustig
C
overdreven dramatisch

Slide 14 - Quiz

Wat is een ander woord voor interrumperteren.
A
onderbreking
B
onderbreken

Slide 15 - Quiz

Wat zou het znw van theatraal kunnen zijn?
A
theater
B
theatrale
C
theatral

Slide 16 - Quiz

Wat is een ander woord voor reguleren?
A
regulatie
B
ordelijk verlopen
C
wanorde
D
verassen

Slide 17 - Quiz

Subjectief is?
A
mening
B
feit

Slide 18 - Quiz

Wat is objectief?
A
mening
B
feit

Slide 19 - Quiz

Ga nu naar
Paragraaf 4.6
C Deel 2
Woordenlijst

Slide 20 - Diapositive