Debatteren (les 3)

Wat is het verschil tussen
een discussie en een debat?
1 / 11
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat is het verschil tussen
een discussie en een debat?

Slide 1 - Carte mentale

Hoe bouw je een goed argument op? 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Argument
Uitleg
Bijvoorbeeld

Slide 2 - Question de remorquage

Vuurwerk moet verboden worden, het is gevaarlijk.
Elk jaar vallen er met Oud en Nieuw veel gewonden. Ongeveer de helft van de gewonden is een omstander. 
Afgelopen jaar belandden er tijdens de jaarwisseling 400 mensen op de spoedeisende hulp. De helft van hen was omstander. Zo ook een jongen van 9 jaar uit Rotterdam. Hij is blind geworden nadat er een rotje in zijn gezicht ontplofte. 

Slide 3 - Question de remorquage

De snoepautomaten in de kantine moeten blijven. 
De studenten van het Regio College zijn oud en wijs genoeg om zelf te bepalen wat zij willen eten. Bovendien los je het probleem niet op door het ongezonde eten uit de kantine te verwijderen. 
Studenten gaan dan tijdens schooltijd naar de Albert Heijn, waardoor ze belangrijke lessen missen. 

Slide 4 - Question de remorquage

In 2023 moet er een landelijk vuurwerkverbod komen


Voor - Tegen 
Kettingdebat 

Slide 5 - Diapositive

Oefenen met je mening geven

Oefenen met je mening geven

Slide 6 - Diapositive

Oefenen met je mening geven

1. Kies een stelling uit het overzicht
2. Bedenk voor- en tegenargumenten (schrijf op!)
3. Kies jouw standpunt: ben je voor of tegen?
4. Schrijf een tekst, gebruik minimaal twee argumenten
5. Kies ook een tegenargument. Verwerp dit tegenargument

Slide 7 - Diapositive

Kies een stelling


1. Mobiele telefoons moeten worden verboden in de les. 
2. Sociale media maakt mensen minder sociaal. 
3. De leeftijdsgrens voor alcohol moet omhoog naar 21 jaar. 

Slide 8 - Diapositive

Oefenen met je mening geven

1. Kies een stelling uit het overzicht
2. Kies jouw standpunt: ben je voor of tegen?
3. Bedenk voor- en tegenargumenten.
4. Schrijf een tekst, gebruik minimaal twee argumenten
5. Kies ook een tegenargument. Verwerp dit tegenargument

Slide 9 - Diapositive

Inleiding - 1 alinea
Wat is de stelling die je hebt gekozen? Ben je voor of tegen?

Kern - 2 alinea's 
Noem twee argumenten die jouw mening ondersteunen (+AUB)
Geef één argument van iemand die het niet met jou eens is. Verwerp dit argument (en gebruik daarbij weer "AUB")

Slot

Slide 10 - Diapositive


Inleiding - 1 alinea
Wat is de stelling die je hebt gekozen? Ben je voor of tegen?
 
Kern - 2 alinea's
Noem twee argumenten die jouw mening ondersteunen (+AUB)
Geef één argument van iemand die het niet met jou eens is. Verwerp dit argument (en gebruik daarbij weer "AUB")

Slot - 1 alinea
Schrijf een korte samenvatting van de kern. 
Sluit je tekst af met een conclusie.  

Slide 11 - Diapositive