VEI M3 1.3 Cellen van dieren en planten 1.4 Chromosomen
Biologie week 37 2022
Welkom, fijn dat jullie er zijn!!!!
Ga rustig op je plek zitten.
Boeken, pen, laptop (dicht) klaarleggen op je tafel.
1.3 Cellen van dieren en planten
1.4 Chromosomen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Biologie week 37 2022
Welkom, fijn dat jullie er zijn!!!!
Ga rustig op je plek zitten.
Boeken, pen, laptop (dicht) klaarleggen op je tafel.
1.3 Cellen van dieren en planten
1.4 Chromosomen
Slide 1 - Diapositive
Oefen practicum PTA ondereel
Potlood en liniaal en schrift op tafel
Tassen voor in het lokaal onder het white board
Rustig op je plek zitten
Slide 2 - Diapositive
Week 37
Huiswerk: 1.3 en 1.4 af voor maandag 19 september (3/2)
donderdag 22 september (3/3)
Oefenpracticum in de eerste les van deze week, PTA practicum in week 38/39
Slide 3 - Diapositive
Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met een andere functie
B
Een groep organen met dezelfde functie
C
Een groep cellen met dezelfde functie
D
Een groep organen met dezelfde functie
Slide 4 - Quiz
Wat voor weefsel is dit?
A
kraakbeenweefsel
B
huidweefsel
C
botweefsel
D
spierweefsel
Slide 5 - Quiz
Het skelet is een orgaanstelsel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Wat is een orgaanstelsel?
A
organisme
B
allemaal cellen bij elkaar die een functie hebben
C
organen die samen een functie hebben.
D
weefsel
Slide 7 - Quiz
Celkern
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celmembraan
Celwand
Vacuole
Slide 8 - Question de remorquage
Combineer de juiste rijken met de juiste celtypen
1
2
3
4
Slide 9 - Question de remorquage
Leerdoelen 1.3 Cellen van dieren en planten
Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en functies.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Dierlijke cel
De dierlijke cel wordt omgeven door een dun vlies: het celmembraan
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt. Om de celkern ligt een dun vlies: het kernmembraan
Cytoplasma is een stoperige vloeistof van water met opgeloste stoffen
Slide 12 - Diapositive
Plantaardige cel
Cytoplasma: stroperige vloeistof van water met opgeloste stoffen.
Celwand: stevige laag om een plantencel. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel.
Bladgroenkorrel: in de bladgroenkorrels vindt de fotosyntheze plaats. Bladgroenkorrels geven de plant hun groene kleur.
Celkern: regelt alles wat er in de cel gebeurt.
Vacuole, blaasje gevuld met vocht in een plantencel. Zorgt voor stevigheid van de groene delen van de plant.
Celmembraan: dun vlies om de cel, aan de binnenkant van de celwand.
Intercellulaire ruimte: holte tussen de celwanden. De intercellulaire ruimten zijn gevuld met lucht of water.
Slide 13 - Diapositive
De formule van fotosynthese
Wat de plant nodig heeft voor fotosynthese.
Komt vrij na de fotosynthese.
Koolstofdioxide
Water
Glucose
Licht
Zuurstof
Slide 14 - Question de remorquage
Wat is de formule van Fotosynthese?
-->
Glucose
zuurstof
zonlicht
koolstofdioxide
Water
Slide 15 - Question de remorquage
Tekst
Kleurkorrels in de plantencellen kunnen van het ene type overgaan naar het andere type
Wat gebeurt hier precies?
Slide 16 - Diapositive
Korrels
Bladgroenkorrels:
in de groene delen van de plant
hierin vindt fotosynthese plaats waarbij glucose ontstaat
de plant gebruikt glucose als energiebron, maar ook als grondstof om de stoffen te maken waaruit de plant is opgebouwd
Kleurkorrels:
in de cellen van bloemen en vruchten
gele, oranje of rode kleur
Zetmeelkorrels:
zijn kleurloos
bijv. in aardappels
in zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen
zetmeel is een belangrijke reservestof voor planten
Slide 17 - Diapositive
Nu maken:
Blz. 70 opdracht 1 en 2
timer
5:00
Slide 18 - Diapositive
Biologie week 37 2022
Welkom, fijn dat jullie er zijn!!!!
Ga rustig op je plek zitten.
Boeken, pen, laptop (dicht) klaarleggen op je tafel.
1.3 Cellen van dieren en planten
1.4 Chromosomen
Slide 19 - Diapositive
Leerdoel 1.4 Chromosomen
Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.
Slide 20 - Diapositive
Combineer de juiste rijken met de juiste celtypen
1
2
3
4
Slide 21 - Question de remorquage
Wat maakt de cellen van planten anders dan de cellen van dieren en schimmels?
A
Planten hebben celwanden maar dieren en schimmels niet
B
Planten en schimmels doen fotosynthese, dieren niet
C
Planten hebben bladgroenkorrels, dieren en schimmels niet
D
plantencellen hebben geen celkern
Slide 22 - Quiz
Wat zijn de 4 rijken in de natuur?
A
Jagers, groente, reptielen en schimmels
B
Dieren, planten, voedsel en zuurstof
C
Dieren , Planten, schimmels en bacterien
D
Dieren, planten, schimmels en cellen
Slide 23 - Quiz
Als een zeeslak stilligt op een vaste ondergrond, zou hij voor een plant kunnen worden aangezien. Om zeker te weten of een organisme een plant of een dier is, worden cellen van de zeeslak door een microscoop bekeken. Bij die cellen blijkt een deel te ontbreken dat wel bij plantencellen voorkomt. Welk deel ontbreekt bij de cellen van de zeeslak?
A
Een celkern
B
Een celmembraan
C
Een celwand
Slide 24 - Quiz
Waar vind je een vacuole?
A
In cellen van planten
B
In cellen van dieren
C
In beide
Slide 25 - Quiz
Leerdoel 1.4 Chromosomen
Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.
Slide 26 - Diapositive
In de celkern zitten chromosomen die
alleen zichtbaar zijn als een cel zich gaat delen
Chromosoom
In de celkern zitten chromosomen.
Chromosomen bestaan uit DNA en eiwit
DNA bevat informatie voor je erfelijke eigenschappen
Slide 27 - Diapositive
Chromosomen in paren
Chromosomen komen in paren voor (1 van je moeder, 1 van je vader).
Beide chromosomen van een chromosomenpaar bevatten de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
Menselijke lichaamscellen bevatten 46 chromosomen, dus 23 paren.
In elke lichaamscel bevindt zich dezelfde informatie.
Geslachtscellen bevatten slechts 23 enkele chromosomen. (want kernen van eicel en zaadcel smelten samen bij de bevruchting)
Y- chromosoom = geslachts chromosoom
XY als chromosomenpaar, dan is het een jongen.
XX als chromosomenpaar, dan is het een meisje.
X- chromosoom = geslachtschromosoom
XX als chromosomenpaar, dan is het een meisje.
XY als chromosomenpaar, dan is het een jongen.
Slide 28 - Diapositive
Beantwoord nu
Examenvraag 10 op blz. 73
Welk geslacht heeft deze katachtige?
timer
3:00
Slide 29 - Diapositive
Week 37
Huiswerk: 1.3 en 1.4 af voor maandag 19 september (3/2)
donderdag 22 september (3/3)
Oefenpracticum in de eerste les van deze week, PTA practicum in week 38/39