als/dan jou/jouw 3bk

Uitleg
Hoofdstuk 4 Grammatica gaat over het verschil tussen als en dan en de taalkwestie jou en jouw


Deze quiz test wat jij al weet en kent. 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Uitleg
Hoofdstuk 4 Grammatica gaat over het verschil tussen als en dan en de taalkwestie jou en jouw


Deze quiz test wat jij al weet en kent. 

Slide 1 - Diapositive

Als twee dingen hetzelfde zijn gebruik je ALS
Tekst
A
WAAR
B
NIET WAAR
C
WEET IK NIET

Slide 2 - Quiz

Om een verschil aan te geven gebruik je DAN
A
WAAR
B
NIET WAAR
C
WEET IK NIET

Slide 3 - Quiz

(ALS OF DAN)
Marith heeft een hoger cijfer........Els.

Slide 4 - Question ouverte

(ALS OF DAN)
De kapper knipte het haar net zo kort ..............Peter.

Slide 5 - Question ouverte

(ALS OF DAN)
Zij heeft mooiere ogen ............Mieke.

Slide 6 - Question ouverte

jou of jouw?
Is die pen van .... of van hem?
A
jou
B
jouw

Slide 7 - Quiz

Vul in jou of jouw.

Gelukkig kan ik altijd op .... rekenen.
A
jou
B
jouw

Slide 8 - Quiz

Vul in jou of jouw.

Wil je ....verlanglijstje mailen?.
A
jou
B
jouw

Slide 9 - Quiz

Hij geeft die voetbal aan .....

jou of jouw?
A
jou
B
jouw

Slide 10 - Quiz

jou of jouw?
Ben jij met ...... vrienden naar een festival geweest?
A
jou
B
jouw

Slide 11 - Quiz

Vul in jou of jouw.

Vind je het niet smerig dat ik ........ gymkleding draag?
A
jou
B
jouw

Slide 12 - Quiz

Vul in jou of jouw.

Is dit doosje met oordopjes van .....?
A
jou
B
jouw

Slide 13 - Quiz

vul in jou of jouw
Wie is ... broer?
Die krullenbol is ... broer
A
jou, mijn
B
jouw, mijn
C
jouw, mij
D
jou, mij

Slide 14 - Quiz

Ik begrijp het verschil tussen
jou en jouw
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje denk ik?

Slide 15 - Quiz